Zeg het met boeken

De beste manier om van iemand af te komen, is hem een boek van jezelf cadeau te geven.

         De dame die met een afgekeurde pittbul dagelijks langs het huis liep en met wie ik af en toe een praatje maakte, heeft me een tijd lang aan mijn kop gezeurd om een boek.

         Eerst voelde ik er niets voor, want waarom zou ik een boek geven dat gewoon in de boekhandel ligt, of dat je kunt bestellen op internet?

         Bovendien had ik bij mijn huisarts al een blauwtje gelopen. Toen ik twee jaar geleden een exemplaar van De zus die Anna Magnani niet was voor hem bij de balie had afgegeven, wachtte hij een half jaar om ‘dank je wel’ te zeggen, en daar moest ik – tijdens een consult – nog om vragen ook.

         ‘Een bijzondere ervaring,’ zei hij, en ik vroeg me af of hij het boek bedoelde of de opdracht: ‘Omdat het u altijd weer lukt me te genezen, wat ik ook mankeer’, of misschien het pakpapier waarin ik het gewikkeld had.

         Uiteindelijk zwichtte ik toch voor de dame met de pittbull, ik geloof dat ik iets over ontlezing op de radio gehoord had. ‘Opdat u en uw hondenkind nog maar lang en gelukkig langs de hofstede mogen flaneren’ schreef ik op de titelpagina.

         Ik kreeg op elke wang een zoen en de afgekeurde pitbull kwispelde wellustig. ‘Als ik het uit heb bel ik je,’ beloofde ze, ‘dan gaan we je boek bespreken.’

         Dit gebeurde vorig jaar, in oktober. Nu is het niet zo dat ik elke dag voor het raam sta om naar de dame met het hondje uit te kijken, en dat is de reden dat ik haar afwezigheid pas veel later opmerkte. Na een maand of twee trok de tuinman aan de bel. ‘Zie jij Toedel nog wel eens?’ vroeg hij (zo heet de dame).

         ‘Nu je het zegt,’ zei ik, ‘ik heb haar al maanden niet gezien.’

         ‘Misschien is ze wel ziek.’

         ‘Misschien heeft ze mijn boek nog niet uit.’

         Als ik niet zo belachelijk beleefd was, dan had ik die vraag gesteld toen ik haar vorige week bij Albert Heijn tegen het lijf liep. In plaats daarvan ontspon zich een hypocriet gestuntel dat ik graag uitgekotst had als dat gekund had.

         Ik begon zo: ‘Mevrouw Toedel! Hoe gaat het met u?’

         Zij (vuurrood, haar gewoonlijke woordenwaterval onderbroken door veel ‘eh’s’): ‘Miko en ik hebben een nieuw loopje ontdekt. Aan de andere kant van het dorp. Zo verrukkelijk idyllisch!’ (Miko is de naam van de afgekeurde pitbull).

         Ze had haar antwoord zo goed voorbereid dat ze het zo ongeveer twee vragen te vroeg loosde. Laat ik het er maar uitgooien, zal ze gedacht hebben, dan hebben we dat maar gehad.

         Deze gevallen – het geval Toedel en het geval huisarts – staan niet alleen. Het is al eerder voorgekomen dat mensen mij uit de weg gingen nadat ik hen verraste met een eigen geschreven boek.

         De lezer zal zich nu afvragen: Zijn ze dan zo slecht, die boeken van je?

         Natuurlijk niet(!), al heb ik wel eens het vermoeden dat mijn boeken alleen door recensenten gelezen worden, die ze dan, door een vreemde speling van het lot, nog goed vinden ook.

         Natuurlijk begrijp ik ook wel dat het niet eenvoudig is om een schrijver te zeggen dat zijn boek je niet ligt. Dat is me ook wel eens overkomen, maar ik vind dat je je verantwoording niet uit de weg mag gaan. Als je een boek van iemand krijgt, dan verplicht je jezelf om het ook te lezen – ongeacht of de gever de schrijver ervan is of niet.

         Als iemand je een boek geeft dat hij niet zelf geschreven heeft, dan wil hij je iets duidelijk maken, iets uit dat boek – een idee, een hersenkronkel, wie weet een recept – doet hem aan jou denken en hij vermoedt dat je er iets mee kunt.

         Door het boek opzij te leggen schuif je de bedoelingen van de gever opzij, en negeer je de ideeen die hij je aan de hand wil doen. Als iemand je een boek geeft dat hij zelf geschreven heeft, en je schuift dat opzij, dat schuif je een mens opzij.

         Een schrijver die z’n eigen boek cadeau doet, doet een beetje zichzelf cadeau. Hij zegt: ‘Kijk, hier heb je een scherf van mij, doe met me wat je wilt, bespring me, dans met me, kus me, koester me, haat me of sla me, maar leg me niet opzij.

         Als iemand je bewust ontloopt omdat je hem een fragment van jezelf aanreikt, dan voelt dat alsof je uit een put probeert te klimmen en op het moment dat je de rand grijpt, door een laarspunt getroffen wordt en de diepte instort.

         Zeg me wie mijn boeken lezen, en ik zeg wie mijn vrienden zijn.

Aristide von Bienefeldt