Komende zaterdag vindt weer de Nacht van de Poëzie plaats in Utrecht. Hieronder een foto uit het roemruchte verleden.

Gerrit Komrij – 2011 © Anna van Kooij

Het laatste Nacht-optreden van Gerrit Komrij was in 2011, tijdens de 30e editie. Zijn eerste optreden was in 1988 en met name de atmosfeer bleef toen bij hem hangen:

‘Ik was niet anders gewend dan dat er op de Nachten van de Poëzie en andere poëzieavonden voortdurend geschreeuw en gefloten werd, dat er altijd een paar notoire lastpakken waren die alles afliepen om het hoogste woord te hebben. En dat was ineens afgelopen, ineens was er een tijd ontstaan waarin iedereen braaf zat te luisteren en men aan serieuze voorleesavonden gewend was geraakt, dat was al een tijdje bezig. En ik weet ook wel dat er onder dichters gefluisterd werd: wat zijn ze braaf geworden! En dat men elkaar met stomme verbazing aankeek: waar komt dit nu weer vandaan? Maar blijkbaar had men genoeg van die langharige chaotische pseudo-anarchisten.’

[…]

Het optreden van Komrij was een van de hoogtepunten van de avond. De dichter zelf bewaart er ook goede herinneringen aan. ‘Het was een belevenis! Alleen al door de enorme omvang van het publiek, en dat helemaal als je vier jaar in een isolement verkeerd bent. Ik was zeker tweeënhalf jaar niet meer in Nederland geweest en dan kom je ineens voor zo’n publiek, en dan geen achtendertig maar drieduizend. Ja, dat herinner ik me nog wel, de verbazing over de grote opkomst. Een opkomst die, dat begreep ik ook wel, niks met de poëzie te maken had, maar met al die harmonicaspelers en olifanten ertussendoor. Daar kwamen de mensen voor, dat was duidelijk. Maar toch, het was een echte schokbehandeling, want ik merkte dat die zaal niet alleen luisterde, maar ook reageerde, en op dat moment was ik meteen voor de rest van mijn leven over mijn plankenkoorts heen.’

(uit: Poëzie in Vredenburg. Twintig jaar Nacht van de Poëzie in Utrecht (2000) van Koen Vergeer, blz. 51-52)