kamermuziek

DE EEUWIGE LIEFDE BESPROKEN IN EEN CAFÉ

‘Ik zal opnieuw verhalen over de giraffe die van onderen brandde terwijl de kop

hoog in de lucht, úp in the air, ladies and gentlemen, doorging

met blaadjesknabbelarij en over hoe de engel uitbarstte

in spierwit krijsen toen het zwaard zijn engelachtige anus

binnengleed (steeds dieper, hongerig

genietend en tegelijk onverschillig

voor het onsterfelijke kronkelen van de prooi), kortom

een eenvoudig verhaaltje, het jouwe, het mijne, mijn lichaam het jouwe

had ik afgelegd, een soort kopie was ervoor in de plaats

en ik was in het hiernamaals, één tel

verstreek, nog één en nog één, ik kon

mijn nieuwe omgeving niet goed onderscheiden, er gebeurde

eigenlijk niets, de atmosfeer had op een vage manier iets bedompts,

een geur als van verschaald dinges, geen conducteur en toen opeens –

besprong de eeuwige liefde mij van alle kanten

Beyoncé nam me in haar mond Rianna stak

een vinger in mijn juist het ene orgasme na het andere,

het ging maar door

en ik moet bekennen: het wereldleed, H’s martelmachine, àlles

wat naar men zegt het bestaan betekenisloos maakt:

ik moest er afstand van doen zoals iedereen – jij ook –

vóór mij had gedaan. Een offer, uitzinnig juichend. Net als jij

– maar wat is het verschil tussen ons? – ben ik op zekere dag

teruggekeerd. Jij nog een biertje?’

Wouter Godijn

Wouter Godijn (1955) debuteerde in 1997 met de roman Witte tongen. Als dichter debuteerde hij met Alle kinderen zijn van glas (2000). Hierna volgde de bundels Langzame nederlaag (2002) (eerste Poëzieclubkeuze) en De karpers en de krab (2003) (genomineerd voor de VSB-poëzieprijs). De dood van een auteur die een beetje op Wouter Godijn lijkt (2007) werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2008. Na De zieken breken (2008) en Wiegeliederen en blaaskikkermuziek uit 2010 won Godijn met Hoe H.H. de wereld redde de Jan Campertprijs 2012. Onlangs verscheen de roman Hoe ik een beroemde Nederlander werd.

(foto: © Jan Glas)