Dit plaatje hierboven komt uit Oslo in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Roken was toen nog gezellig in plaats van een halve misdaad.

In de zeventiende- en achttiende-eeuwse literatuur kun je veel lofliederen vinden op het roken. Zo ook in het boekje Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert dat onlangs werd bijgeplaatst op DBNL. Inkt was aan de titels te zien niet schaars. In Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert staat het Tabacks-Liedt waarin de goede kanten van het roken worden bezongen het is niet alleen goed tegen kwalen, het lijkt volgens dit fragment ook goed voor het liefdesleven te zijn.

Dit kruyt is van een eel virtuyt,

Het drijft de winden achter uyt;

En die met Tantpyn zijn gequelt,

De as kan het genesen;

Die voor een quaet gesicht dit schelt,

Magh wel een quatongh wesen.

Helden looft niet den mancken Smidt,

Al seyt hy wel wat damp is dit,

Moy Elsje prees het orientael,

En sey, de droncke Goden

Hadden haer gat vol altemael,

Doe sy dit kruyt verboden.

Hy sey, ick heb mijn doosjes waert,

Voor een schoon pijpje langh gespaert,

Het pijpje, sey dat soete dier,

Dat doet mijn sinnen woelen:

Jck heb in ’t suigen meer plaisier,

Dan in het mal krioelen.

Zie voor het hele gedicht hier.