Tweede hoofdstuk

Over de ouders van onze held en hoe hij werd geboren, en over een verontrustende droom die zijn moeder had.

005

  1. Alvorens mijn held aan u voor te stellen

    Wil ik eerst iets over zijn ouders vertellen,

    Ook wijd ik nog een enkel woord

    Aan de plek en de plaats van zijn geboort.

  2. Hij was in een stadje in Schwaben geboren,

    Daar woonden zijn ouders al lang van te voren,

    T.w. Hans Jobs, die een groot

    Aanzien in de Raad genoot.

  3. Hij bulkte van ’t vee, had geld als water,

    En talrijke kinders naast Jobs (die kwam later)

    Zowel van het sterke als het zwakke geslacht,

    En verder werd hij alom geacht.

  4. Ook had hij tot vreugde van al de zijnen

    Een goedlopende winkel in wijnen,

    In de Raad en thuis was hij even vroom,

    En bovendien een groot agronoom.

  5. Hij hoorde qua geloof tot de Lutheranen,

    Maar in de filosofie niet tot de Cartesi- of Kantianen,

    En dat was niet zo verwonderlijk, want

    Hij las nooit een boek van Descartes of Kant.

  6. Toch dook hij wel af en toe in de boeken

    En mocht één jaar het gymnasium bezoeken,

    Daardoor wist hij toch heel wat meer

    Dan de meest wijze doorsnee-raadsheer.

  7. Hij was gul voor de armen in den lande,

    Als ze tenminste iets konden verpanden,

    Nam van het geleende maar twaalf procent

    En was klein van stuk en corpulent.

  8. Hij hield van lekker eten en drinken

    En gemoedelijk op de sofa neerzinken

    Voor het roken van pijpjes tabak,

    En las graag de krant op zijn gemak.

  9. Wel had hij te lijden onder zijn gal en

    Regelmatige jichtaanvallen,

    Maar toch vervulde hij ondanks die jicht

    Als raadsheer elke dag zijn plicht.

  10. Zijn vrouw kwam uit de beste kringen

    En babbelde meer dan heel Zwabingen,

    Heel lang en mager en deugdzaam was zij,

    En braaf als een lammetje in de wei.

  11. Helaas kon je bij die twee ervaren,

    (Zoals zo vaak bij getrouwde paren)

    Dat het geregeld voorkwam dat

    Zij daar in huis de broek aan had,

  12. Een verschijnsel dat soms dreigt te leiden

    Tot wrijvingen en onenigheiden,

    Maar voor de rest, dat is zonneklaar,

    Hielden ze zielsveel van elkaar.

  13. Ze hadden, zei ik, in al die jaren

    De geboorte van vele peuters ervaren,

    Ook dit keer merkte mevrouw alras

    Dat zij terdege zwanger was.

  14. Toen de negen maanden waren verstreken

    Dat naar de geboorte werd uitgekeken,

    Vond moeder Jobs het hoogste tijd

    Voor dit heuglijke feit,

  15. Hier moet ik mezelf even onderbreken

    Om kort een voorval te bespreken

    Dat ik niet graag verzwijgen zou,

    Betreffende een droom van mevrouw.

  16. Want dromen (leert ons de ervaring)

    Zijn vaak je reinste openbaring.

    Wat ik de lezer bewijzen kan,

    Want dit is er een voorbeeld van:

  17. Mevrouw Jobs, ’s nachts op bed gelegen,

    Had in haar slaap een droom gekregen

    Waarin haar een grote toeter of hoorn

    In plaats van een kindje was geboor’n.

  18. Die toeter brulde zo en kwaakte

    Dat mevrouw Jobs erdoor ontwaakte.

    Zij heeft sinds die bewuste nacht

    Daar dikwijls over nagedacht.

  19. Een vrouw, die zij daarop consulteerde,

    En die haar over die droom beleerde,

    Voorspelde en zei tegen haar:

    ‘Uw jongen wordt zeker een redenaar.

  20. Zo eentje die luid zijn stem laat hoor’n

    En preken zal over Gods toorn,

    Want dat blijkt onmiskenbaar uit

    Die toeter en dat brulgeluid.’

  21. Of wat die vrouw voorspelde waar is,

    Zullen we zien als de toekomst daar is

    Van de voorlopig nog kleine baas,

    Daarmee vervolg ik mijn relaas.

  22. Op de dag waar zo lang naar was uitgekeken,

    Waren zijn luiers en hemdjes gestreken,

    Toen was mevrouw Jobs dan ook uitgeteld

    En baarde zij welgemoed onze held.

  23. Ook de senator hoogstpersoonlijk

    Verheugde zich daarover buitengewoonlijk

    En maakte prompt een vreugdesprong,

    Zo lief en aardig leek dat jong!