Drieëntwintigste hoofdstuk

Hoe Hieronimus privésecretaris werd bij een oude heer die een kamenierster had, genaamd Amalia, en hoe hij zich tot in het volgende hoofdstuk keurig gedroeg.

  1. Van alle denkbare staten en standen

    Die ons bekend zijn hier te lande,

    Is zonder twijfel naar menselijke maat

    De weduwenstatus de treurigste staat.

  2. Waar de man ontbreekt (die nota bene

    Als hoofd van de vrouw geldt) is de hygiëne

    Of lichaamsverzorging doorgaans slecht,

    En van de huishouding komt niets terecht.

  3. De inkomsten worden drastisch verminderd

    De hoogst onmisbare voeding verhinderd,

    En gelijk in een diep tranendal

    Is angst, nood en kommer overal.

  4. Dat moest nu ook mevrouw Jobs ervaren,

    Want ze zag al in de eerstvolgende jaren

    Hoe zich haar welstand als een kreeft

    Snel achteruit begeven heeft.

  5. Hieronimus echter heeft zonder klagen

    Daartoe ook het nodige bijgedragen,

    Want in zalig nietsdoen zwelgde hij,

    At goed en dronk nog beter daarbij.

  6. De weduwe bleek door die gang van zaken

    Na verloop van tijd haar geduld kwijt te raken,

    Want Hieronimus sloeg wel het

    Grootste gat in haar budget.

  7. Gelukkig begon het hem langzaam te dagen

    Dat hij zich niet langer meer zo kon gedragen,

    Daarom informeerde hij wijd en zijd

    Naar passende werkgelegenheid.

  8. En daar op aarde de dommen en vromen

    Meestal het snelst aan hun trekken komen,

    Kwam Hieronimus eens te meer

    In dienst bij een adellijke heer.

  9. Deze heer van stand was in een prachtig

    Buitenverblijf op het land woonachtig

    En verteerde als brave cavalier

    Zijn grote inkomsten met plezier.

  10. Hij had weliswaar (vele jaren daarvoor nog)

    Iets gedaan in de Zevenjarige Oorlog

    Maar lag daar meestal in garnizoen,

    Blij niets gevaarlijks te hoeven doen.

  11. Met dit leventje niettemin ontevreden

    (want hij haatte oorlog en minde de vrede)

    Nam hij na een jaar en een dag

    Als dappere vechtjas zijn ontslag.

  12. Toch kon hij het in het vervolg vaak niet laten

    Over zijn diverse zeges te praten

    En hoe hij ooit in een vloek en een zucht

    Bijna gevangen was op de vlucht.

  13. Overigens hield hij wel van een geintje

    En schoot op jacht soms een haas of konijntje.

    Een goede bourgogne, daar hield hij van

    En ging door het leven als ongetrouwd man.

  14. Maar hij mocht dan een eeuwige vrijgezel zijn,

    Toch deed dat geen afbreuk aan zijn welzijn.

    Want een kamerjoffer was dag en nacht

    Op al zijn behoeftes terdege bedacht.

  15. Hij zorgde ervoor zich niet te vermoeien

    Door zich met vermogensbeheer te bemoeien,

    Dat had hij (want zelf daarvoor te oud)

    Aan twee ondergeschikten toevertrouwd.

  16. De ene deed dienst als slimme, ervaren

    Rentmeester, gelouterd door de jaren;

    De ander die daar dienst deed,

    Was secretaris, naar het heet.

  17. De beheerder, als levende van hun tweeën,

    Was in die hoedanigheid uiterst tevreeën,

    Want hij diende daar al jarenlang

    Voornamelijk zijn eigenbelang.

  18. De secretaris echter was al een paar dagen

    Dood en daarom ten grave gedragen;

    Zijn belangrijke post was zodoende vacant

    En zijn broodheer tijdelijk zeer onthand.

  19. Nu was die beheerder een oude bekende

    Van Hieronimus’ ouders en daarom wendde

    Hij trouw en gedienstig zijn invloed aan

    Om hem te helpen aan die baan.

  20. Hij liet dus niet na hem te recommanderen,

    En hem in persona te introduceren

    Bij de joffer en de gewezen sappeur

    Als vakbekwame administrateur.

  21. Bij die kennismaking was al meteen gebleken

    Dat de joffer zeer over hem was te spreken

    Want hoog en heilig beloofde ze toen

    Voor hem een goed woordje te zullen doen.

  22. Ze had in één oogopslag wel al bekeken

    Dat hij een vooruitgang was, vergeleken

    Bij die vorige, ziekelijk spichtige klerk:

    Hieronimus immers was groot en sterk.

  23. Gezien het feit dat, zoals ik reeds meldde,

    De joffer doorslaggevend belang in hem stelde

    Ging de oude heer direct akkoord

    En gaf daarop zijn adellijk woord.

  24. Als blijk van genade moest te zijner ere

    Hieronimus dit keer zelfs met hem dineren;

    En de heer zei met vriendelijke stem

    Toen de maaltijd beëindigd was tegen hem:

  25. ‘U dient als een van uw belangrijkste taken

    Over het vee en het huispersoneel te waken,

    En bent zoals het een secretaris past

    Met alle registratuur belast.

  26. Indien u bereid bent de uit deze plichten

    Voortvloeiende werkzaamheden te verrichten,

    Dan bied ik u daarvoor als jaarlijks loon

    Veertig harde rijksdaalders schoon.

  27. U treedt desgewenst hier in dienst als schrijver,

    Als dank waarvoor, bij gebleken ijver,

    Ik u voor de naaste toekomst dan

    Nog verdere bonussen toezeggen kan.

  28. Behalve als ik u erop zou betrappen

    Met mijn kamerjoffer aan te pappen,

    Indien mij ooit zoiets ter ore komt,

    Dan bent u nog niet gelukkig, verdomd!

  29. Mijn ex-huisschrijver, vóór zijn overlijden,

    Zat ook al geregeld achter de meiden;

    Zelfs moest ik mij laten berichten dat

    Hij iets met mijn kamerjoffer had.

  30. Ik had hem graag zijn congé gegeven

    En op staande voet uit zijn ambt ontheven,

    Maar omdat hij zwak was en klein,

    Wilde ik niet zo hardvochtig zijn.

  31. Het meisje is intelligent en heel geestig,

    Maar tegelijk nogal hitsig en beestig,

    Zodat een mens sterk de indruk krijgt

    Dat zij tot gevaarlijke dingen neigt.

  32. Ik had het geluk haar toevalligerwijze

    Aan te treffen op één van mijn reizen;

    En wat mij beviel was haar vrolijkheid,

    Dus nam ik haar mee als kamermeid.

  33. Onnodig u nog langer uit te leggen

    Wat ik u met dat alles heb willen zeggen:

    Ik wens geen kapers op de kust,

    Dus laat Amalia met rust!’

  34. Hieronimus was niet zo dom of onhandig

    Of hij reageerde daarop verstandig

    En nam graag die secretarisbaan

    Op de genoemde voorwaarde aan.

  35. Sindsdien nam hij dagelijks in gemoede

    Vee, meiden en knechten onder zijn hoede

    En noteerde hij dikwijls en vaak

    Elke vermeldenswaardige zaak.

  36. Zoals: hoeveel pachtgeld er opgehaald was,

    Of wat er aan knechten en meiden betaald was,

    Of de jachtbuit (naar haas en patrijs gesplitst)

    Of wat men van de heer had gebietst.

  37. Of hoeveel de huisadvocaat declareerde,

    Of hoeveel de rechter confisqueerde,

    Of wat er op de markt was betaald

    Of aan boter en kaas in huis gehaald.

  38. Of van de huiskleermaker de tijden

    Waarop hij Amalia’s jurk moest verwijden

    (van boven of onderen of half om half)

    Of dat er een koe was verblijd met een kalf,

  39. Of de joffer onwel was, dan wel verkouden,

    Of na een aderlating het bed moest houden,

    Of dat er een kip gelegd had een ei;

    Uitgaven en inkomsten allerlei.

  40. Ook als er een brief moest worden geschreven

    Liet de baas (zelf daarin totaal onbedreven)

    Dit over aan Hieronimus,

    Die hem dan moest opstellen dus.

  41. Met behulp van ‘De Handige Briefopsteller’

    Lukte hem dat steeds beter en sneller

    En weldra had hij een vlottere hand

    Dan enig schoolmeester in het Avondland.

  42. De resterende uren genoot hij in vrijheid,

    Hij at, dronk en sliep, en dat alles met blijheid,

    En bedacht hoopvol: dit secretariaat

    Houdt me levenslang van de straat!