Twaalfde hoofdstuk

Hoe Hieronimus zijn weg per postkoets vervolgde en hoe hij daarin een schone dame aantrof, die hij lief kreeg en die zijn zakhorloge stal.

  1. Hoe het Hieronimus in de postwagen

    Verder vergaan is, zult u zich afvragen.

    Welnu, hij kwam nog steeds niet goed weg

    En ondervond weer de nodige pech.

  2. Nog altijd had hij (zoals te verwachten)

    Die heer met de grote pruik in gedachten,

    En hij besefte nu eigenlijk pas

    Dat die man waarschijnlijk een oplichter was.

  3. Hij bleef ontroostbaar dat hij naar de duiten

    Van moeders pakje voortaan kon fluiten

    En zuchtte diep en wenste ontdaan

    Die heer met de grote pruik naar de maan.

  4. Al sputterend kneep hij zijn lippen samen,

    Maar een naast hem gezeten beeldschone dame

    Wier aanwezigheid hem eerst was ontgaan

    Doorbrak zijn bedroefde gemijmer spontaan.

  5. Ze was nauwelijks ouder dan twintig jaar en

    Was knap en had gitzwarte ogen en haren

    En rozerode wangen en dito mond,

    Een prachtig figuur en vooral een bijzond-

  6. ere charme in heel haar wezen,

    Gelijk aan alles was af te lezen,

    En opgewekt stelde ze hem de vraag

    Wat hem zo droevig stemde vandaag.

  7. Daarbij lachte ze zo hartveroverend

    En was haar charme dermate betoverend

    Dat hij, omdat hij dicht naast haar zat,

    Het zakje met moeders duiten vergat.

  8. En het was werkelijk zo dat de arme

    Hieronimus van haar blikken en charme

    Zo ondersteboven was dat het riskant

    En gevaarlijk werd voor zijn beetje verstand.

  9. Je zag hem gewoonweg in liefde ontgloeien,

    Hij liet er dan ook geen gras over groeien

    En heeft haar, als een echte romanfiguur,

    Zijn liefde verklaard, vol bronst en vol vuur.

  10. Zij luisterde naar hem met open oren,

    Zonder hem in zijn verhaal te storen,

    Zodat hij (niet zonder vrijpostigheid)

    Zich dichter tegen haar aan heeft gevlijd.

  11. Of hij verder nog iets gedaan wist te krijgen

    Wat de discretie ons noopt te verzwijgen,

    Weet ik niet, maar de gelegenheid

    Vroeg om een uurtje vol tederheid.

  12. Eenmaal bij het poststation aangekomen,

    Heeft ze hartelijk afscheid van hem genomen,

    Maar waar zij vervolgens naartoe is gegaan,

    Wordt u hier nog niet uit de doeken gedaan.

  13. Een paar uur na haar vertrek uit de wagen,

    Begon het Hieronimus langzaam te dagen,

    Toen hij voor het eerst op zijn klokje keek,

    Dat echter niet langer aanwezig bleek.

  14. Dit wederom zo fatale gebeuren

    Bleek de brave Hieronimus zeer te betreuren,

    Vooral toen het tot hem doordrong dat

    Zijn lief deze diefstal uitgevoerd had.

  15. Nu kon hij alleen nog geduldig hopen

    Haar ooit nog eens tegen het lijf te lopen,

    Wel besefte hij langzaam de wenselijkheid

    Van een tikkeltje meer voorzichtigheid.

  16. Ook nam hij zich voor, gezien de problemen,

    Bij aankomst de pen ter hand te nemen

    En zijn ouders dringend te vragen om geld

    Zodat de schade kon worden hersteld.

  17. Hij is, zonder verdere ergerlijkheden,

    Ten slotte het stadje binnengereden

    En zodoende was onze Hieronimus

    Van nu af aan een academicus.