Molise – Geschiedenis is mensenwerk

‘Wat gaan we dit weekend doen, baas?’ vroeg zijn vrouw, terwijl ze haar handen aan haar schort afdroogde. De afwas was gedaan. Stefania was een robuuste maar zachtaardige vrouw. Toch kon hij een bepaalde minachting in haar stem nu niet meer ontkennen. Er had ook al een zekere agressie gezeten in de manier waarop ze de borden in het afdruiprek zette. Hij zat werkeloos aan de keukentafel. Hij zat vaak zo als zij druk in het huishouden bezig was.

‘Ben je over het boek aan het nadenken?’ vroeg Stefania.

Antonio knikte. ‘Het is uiterst gecompliceerd, een boek schrijven, maar ik ben op de goede weg, en ik moet inderdaad veel blijven nadenken, anders loopt het allemaal in de soep.’

Er verscheen een grijns op zijn gezicht en zei: ‘Het is niet zoals de afwas doen.’

Stefania boog haar hoofd. Ze had een kritiekloze eerbied voor mannen die voor intellectuelen doorgingen, misschien omdat ze dacht dat als ze zo haar bedenkingen zou hebben het op haar afgereageerd zou worden. Vrouwen konden in haar ogen niet intelligent zijn, en als, dan voerden ze vast hun huishoudelijke taken niet naar behoren uit.

Het was nooit in haar opgekomen dat haar man nog eens voor intelligent zou doorgaan. Voor haar was dat ook niet belangrijk, het was belangrijk dat hij het naar zijn zin had buiten zijn werk in de souvenirwinkel om. Dat nam niet weg dat ze meer naar Antonio was gaan opkijken toen hij met zijn boek was begonnen.

Zijn vriend Marcello had altijd een beetje op hem neergekeken wist ze, maar sinds haar man met een boek bezig was, merkte ze zelfs bij Marcello een zeker respect.

Hoewel ze haar man altijd trouw zou blijven, vond ze Marcello een aantrekkelijke man. Het was een echte man, als hobby jaagde hij op everzwijnen. Gelukkig merkte haar Antonio nooit dat ze bloosde als Marcello bij hen over de vloer kwam of als hij hem ter sprake bracht.

Hoe dan ook, sinds Antonio had voorgenomen de geschiedenis van Termoli te schrijven stond hij op een hoger voetstuk dan Marcello, want Marcello joeg op everzwijnen, dat begreep ze, maar Antonio zou zich wijden aan iets wat haar boven de pet ging. Wat was begonnen als een opschepperijtje was een opdracht geworden, een missie, die alleen hij, Antonio Manocchio, in staat was uit te voeren. Niemand kon hem erbij helpen, en al helemaal niet Stefania, afgezien van dat ze de huishoudelijke taken voor haar rekening zou nemen, maar dat sprak voor zich.

Minstens twee keer per week vroeg Stefanie hem naar de voortgang van het project. Hij vertelde haar in verschillende varianten dat alles op rolletjes liep en dat als hij iets leesbaars in handen had het aan een uitgever voor zou leggen. Onlangs had hij verteld dat hij al in contact was met een paar geïnteresseerde uitgevers. Antonio keek op naar de uitgever, en omdat die figuur nooit zichtbaar was geworden, kreeg deze bijna een godenstatus in huize Manocchio.

Op een dag vroeg Stefania haar man: ‘Zijn ze eigenlijk aardig, die uitgevers?’

‘Ze verstaan hun vak,’ zei Antonio.

‘Anders nodig je toch een van de uitgevers uit die je het beste lijkt voor je boek?’ zei Stefania, ‘en misschien heeft hij ook een vrouw? Dan maak ik de heerlijkste vismaaltijd die je je maar kunt bedenken, in heel Termoli eten ze zo lekker niet. Niet dat ik denk dat het nodig is, want het gaat om het boek natuurlijk, wat je geschreven hebt, maar toch, die man gaat straks het boek uitgeven en dan wil hij vast eens kennismaken met de familie van de schrijver. Een lekkere maaltijd zal vast helpen. Jullie mannen kunnen dan over het boek praten, en ik ga dan gezellig praten met zijn vrouw. Van ons hebben jullie geen last.’

‘Uitstekend idee, uitstekend,’ had Antonio geantwoord na een aarzeling en hij liep op haar af om haar te omhelzen. ‘Als ik jou niet had gehad, dan was me dit allemaal nooit gelukt.’

Stefania straalde, want niets maakte haar zo gelukkig als ze haar man van dienst kon zijn.

Maar nu was de dag gekomen dat Stefania haar vraagtekens begon te zetten bij zijn project om een nieuwe geschiedenis van Termoli te schrijven. Ze vroeg zich misschien af of hij het tot een goed einde zou brengen, terwijl het voor hem de vraag was of hij het überhaupt tot een einde zou brengen.

Het schrijven van een boek was hem vies tegengevallen, en in plaats van er niet meer over te spreken zodat iedereen het zou vergeten, bleef hij er maar over doorpraten. Waar was de tijd gebleven? Hij kon zich niet eens meer herinneren hoelang het precies geleden was dat hij een beginnetje had gemaakt. Misschien was het wel zijn slechte geheugen dat hem tot zo’n waardeloos historicus maakte. Wat hij zich wel als de dag van gisteren kon herinneren, was de dag dat hij erover begon in het café. Aan iedereen die het wilde horen vertelde hij dat hij de man was die het zou doen, een geschiedenis over hun stadje schrijven.

Zijn vrienden hadden allemaal hun hobby’s: Eduardo maakte boten, Marcello ging op jacht en slachtte eigenhandig, daar moest hij iets tegenover stellen. Hij was weleens meegegaan op jacht, maar al snel bleek dat hij niet in staat was op een goede manier met het geweer om te gaan. De minachting die hij bij Marcello waarnam, en het feit dat Marcello die minachting deelde met Stefania als hij bij hen thuis kwam, vond hij onverdraaglijk. Maar sinds de dag dat hij zei dat hij een boek zou schrijven voelde hij dat het tij zou keren. Af en toe droomde hij weg over de presentatie. Hij zou een toespraak houden en als eerste zou hij natuurlijk Stefania bedanken voor haar steun, en daarna zou hij boeken signeren voor zijn al familie en vrienden. Marcello zou erbij zijn, die vanaf die dag nooit meer minachtende grapjes over hem zou maken. Waarom viel Marcello Eduardo nooit lastig? Ja, dat wist Antonio wel, omdat die gluiperd een boot van hem had gekocht natuurlijk en die moest af en toe nagekeken worden.

Af en toe kreeg hij het idee dat hij Stefania van hem af wilde pakken. ‘Jij hebt maar geluk met zo’n vrouw als Stefania,’ had Marcello eens tegen hem gezegd.

Waarom zocht hij geen vrouw voor zichzelf? Omdat hij had gezien dat Stefania altijd rood aanliep als hij het over Marcello had, vroeg hij op een dag aan haar: ‘Wat denk jij? Is Marcello soms homo?’

Als Marcello hem vroeg om mee op jacht te gaan in de bossen van Pietrabbondante, dan zei Antonio dat hij andere zaken aan zijn hoofd had. En hij had ook iets belangrijkers te doen, hij werkte aan de geschiedenis van Termoli.

‘Dat boek schrijf je toch als je in de souvenirwinkel staat?’ had Marcello hem laatst nog gevraagd, en afgelopen weekend in het café was hij zelfs zo brutaal geweest om hem te dwingen wat voor te lezen. Daar was hij altijd met smoesjes onderuit gekomen, wat in eerste instantie doorging voor bescheidenheid, maar nu stuitte hij steeds vaker op achterdocht en minachting. Marcello zei: ‘O nee, de geschiedenis van Termoli is een geheime geschiedenis, niemand mag erover horen.’ Iedereen moest lachen.

Alles had Antonio over Termoli gelezen en hij had stapels aantekeningen, waarom lukte het nou niet om op papier te krijgen wat hij in zijn hoofd had zitten? Eerst had hij met een typemachine gewerkt. Af en toe maakte hij voor de vorm typgeluiden, om Stefania te laten geloven dat hij hard aan het werk was. Dat was nogal vermoeiend en hij had tegen Stefania gezegd dat hij voortaan met een pen zou schrijven. ‘Geschiedenis is mensenwerk,’ zei hij.

Voor zijn zevenenvijftigste verjaardag kreeg hij een pen van Stefania met de inscriptie ‘een begin, een einde.’ Dat vond hij een wat merkwaardig cadeau om op iemands verjaardag cadeau te geven, maar het sloeg natuurlijk op het boek, bedacht hij later. Door alles wat hij over het boek had verteld was hij op een gegeven moment er zelf in gaan geloven dat hij al driekwart had geschreven.

‘Ga je vanavond aan het boek werken?’ vroeg Stefania nadat ze al het droge serviesgoed op de goede plek had gezet.

‘Nee,’ zei Antonio, hij hield zich vast aan de keukentafel, ‘ik ben de vorige keer zo veel opgeschoten dat ik me best een avondje televisie kan permitteren.’

Stefania keek hem onderzoekend aan, alsof zijn neus langer zou worden. Die avond belde Marcello. Antonio zat op het toilet, dus Stefania nam op.

Antonio werd uitgenodigd om te gaan jagen. ‘Hij zei dat je niet moest wegdromen over je boek, omdat er dan ongelukken zouden gebeuren,’ meldde Stefania.

Bij Antonio onstond het vermoeden dat Marcello een moordcomplot tegen hem had beraamd, maar dan kende hij Antonio Manocchio niet.

‘Zit je te piekeren over het boek?’ vroeg Stefania hem ’s avonds in bed.

‘Ja,’ zei Antonio, maar hij dacht niet aan het boek.

In de auto op weg naar Pietrabbondante kwam geen einde aan de onderlinge grapjes tussen de jagers waarbij Antonio het moest ontgelden. Antonio zweeg, hij wist dat de geschiedenis haar juiste verloop zou hebben.

Nadat hij Marcello op een onbewaakt ogenblik had neergeschoten, was Antonio een tevreden man. Voor langere tijd had hij de aandacht afgeleid zodat hij zich kon concentreren op zijn boek.

De dood van Marcello was even een belangrijke gebeurtenis, maar te onbelangrijk om opgenomen te worden in de grote geschiedenis van Termoli die Antonio ging schrijven, dat was een feit.

Johannes van der Sluis

Volgende week: Lombardije