I’ll be glad when you’re dead, you rascal you

Soms zit er in een klas op de lagere of middelbare school een meisje dat zich afzijdig houdt van de rest. Ze haalt schijnbaar moeiteloos de hoogste cijfers en de anderen vinden dat ze een beetje neerkijkt op hen, en misschien doet ze dat ook, maar dat zullen ze nooit uitspreken, want ze zijn een beetje huiverig voor haar, ze krijgen geen hoogte van wat er in haar hoofd omgaat. De docent vermoedt dat ze zijn of haar lessen eigenlijk niet nodig heeft; zij staat op gelijke hoogte, of misschien wel boven de docent. Als ze spreekt, wat ze weinig doet, is het stil, een stilte die het midden houdt tussen nieuwsgierigheid en bewondering. Ze wordt niet gepest, maar vrienden heeft ze niet; meestal één, een meisje met een karakter dat het tegenovergestelde is van haarzelf, iemand die met beide benen op de grond staat, opdat het mysterieuze, onthechte meisje via die vriendin toch contact kan houden met de ‘werkelijkheid’. Dromen en denken doen iemand loszingen van de realiteit, maar, en dat is de paradox van onthechting, de werkelijkheid wordt daardoor juist beter zichtbaar; midden in het leven staan is leven, erbuiten staan is het leven beschouwen. Ik vermoed dat Marlen Haushofer (1920-1970) een dergelijk meisje moet zijn geweest in haar jeugd, althans die indruk krijg ik op basis van Ontmoeting met de onbekende, een formidabele bundel met 21 verhalen die zijn samengesteld en mooi vertaald door Ria van Hengel, uitgegeven door uitgeverij Van Gennep. Het gaat om een heruitgave van een BZZTôh-boek uit 1990. Marlen Haushofer behoort met Ingeborg Bachmann en Elfriede Jelinek tot de grandes dames van de Oostenrijkse literatuur. Jelinek kennen we, in elk geval van naam, en Bachmann misschien ook – binnenkort komt een nieuwe Bachmann-vertaling uit, ook bij Van Gennep overigens, dus over haar een andere keer meer – maar Haushofer is veel minder bekend. Voor mij was het ook een eerste, buitengewoon aangename kennismaking.

Haushofers vader was boswachter, haar moeder kamenierster, en ze groeide op in een landelijke, idyllische omgeving. Ze kon al lezen voordat ze naar de lagere school ging. Vanaf haar tiende bezocht ze een internaat, waar ze zich moeilijk kon aanpassen. Ze trouwde met een tandarts en hielp mee in de praktijk als tandartsassistente, waardoor ze weinig tijd overhield om te schrijven. Dit was haar tot een last, iets wat elke schrijver of kunstenaar zich levendig kan voorstellen, want niets is erger om werk en sociale verplichtingen voor te moeten laten gaan boven de roep van je genius. In de mooie inleiding zegt Haushofer daarover:

Nadat ik de afgelopen drieënhalf jaar twee romans had geschreven, was ik een beetje uitgeput. Ik had het gevoel dat er geen moeizamer werk bestond dan romans schrijven. Dat is ook werkelijk zo, vooral wanneer je daarnaast ook nog andere bezigheden hebt en voortdurend wordt gestoord en onderbroken.

De ware schrijver is geobsedeerd, hij zal niet rusten voor zijn werk volledig is afgerond of ten minste een bepaalde vorm heeft gekregen. Haushofer scheidde, maar hertrouwde een paar jaar later met dezelfde man.

Marlen Haushofer

De verhalen in Ontmoeting met de onbekende zijn toegankelijk, maar Haushofer brengt veel vervreemding in het spel; in alle verhalen uit de bundel is onthechting de raison d’être. Zo maken we in het titelverhaal kennis met een gastvrouw van een eigen feest waar ze liever niet bij had willen zijn:

Ze was al geruime tijd van mening dat je aan een party altijd na twee uur een eind zou moeten maken. Zo lang namelijk waren de meeste mensen in staat een enigszins geanimeerd gesprek te voeren, áls ze al daartoe in staat waren.

Haar ogen zijn gericht op het park:

En middenin stond een grote treurwilg die zich spiegelde in een cirkelronde vijver. Maar over dat alles lag de stilte van de verwachting. Ze zou graag weten waar het park op wachtte, maar ze werd altijd te vroeg wakker.

In ‘De rat’ is de wereld onderverdeeld in twee menstypen: de niet-zieken en de zieken, oftewel de gehechte menssoort en de onthechte variant:

Het was vreemd dat er een wereld bestond waarin je schoenveters nodig had en waarin de mensen trouwden, maar waarschijnlijk was de wereld van ziekenhuisbedden voor gebruikers van schoenveters en voor bruiloftsgangers even vreemd.

Haushofers tijd in het internaat zal ze hebben verwerkt in het verhaal ‘Kersen’, over een meisje dat het aan de stok krijgt met een godsdienstleraar, en ook in ‘De beslissing’, waarin een moeder er spijt van krijgt dat ze haar zoon naar een internaat heeft gestuurd. Een van de mooiste verhalen is ‘De nalatenschap’, waarin een man vertelt over zijn excentrieke geliefde die waanzinnig wordt (ook in andere verhalen is de waanzin nooit ver weg). Het deed me aan Turks fruit herinneren:

Verlegen haalde ik de krant uit mijn zak en begon ik de “Berichten uit het culturele leven” voor te lezen. Toen ik klaar was, lag ze roerloos naar buiten te kijken, naar de verre keten van blauwe bergen. Een onuitsprekelijke mengeling van pijn en vrolijkheid lag op haar gezicht en wekte een gevoel van verlangen in mijn buik. Voor het eerst begreep ik dat ze moest sterven. Wie – behalve de dood – kon haar hartstocht vervullen, wie – behalve de dood – de gloed van haar jonge leven stillen?

In ‘De sledetocht’ komt een vrouw aan het woord die gescheiden is en bij toeval haar ex-man weer ontmoet. Uit dat verhaal blijkt wat het tegendeel, of beter gezegd de remedie van onthechting is: liefde. Haushofer weet in haar verhalen sfeer te creëren, dat is ook weer te merken in ‘De sledetocht’:

Vreemd geruisloos glijdt de slee voort. Zo moe maakt al die sneeuw, sneeuw tot aan de knieën van het paard, sneeuwvlokken op je lippen en reusachtige grijze sneeuwbergen aan de hemel. Je zou eeuwig door deze eenzaamheid moeten rijden, met de smaak van de smeltende sneeuw in je mond en de zachte vlokkendans voor je ogen. Zo zou het paradijs kunnen zijn – en daarna een diepe slaap.

Drie verhalen gaan over de oorlog: de grote onthechter voor de deelnemers. ‘De steekmug’, over een man met PTTS, echoot Salingers ‘A Perfect Day for Bananafish’. Haushofer en Salinger verschillen overigens één jaar. Ook is er het kafkaëske verhaal ‘Vervreemding’ en de mooie groteske ‘Het kerstdiner van de onderhuurders’. Haushofer laat zich van haar sarcastische kant zien in het verhaal met de prachtige titel ‘Kruimelgebak en koffie verkeerd’, maar er is één verhaal dat me voor altijd bij zal blijven en dat is litanie van de gescheiden vrouw in ‘I’ll be glad when you’re dead,’ naar de song van Louis Armstrong. Haushofer weet dat iedereen die dat verhaal leest het zal onthouden getuige deze passage:

Karl draaide soms jazzplaten. Ik ben niet zo dol op die muziek, maar hij hield altijd rekening met mij en zette de muziek zacht, dan kon ik lezen zonder te luisteren. Het was een bundel korte verhalen, ik ben ze allemaal vergeten, maar die ene zin zal ik altijd onthouden: I’ll be glad when you’re dead, you rascal you. Nee, natuurlijk is dat niets bijzonders, jij kent een plaat waarop Armstrong dat zingt? Ja, die ken ik ook, maar pas sinds toen, want toen ik die zin las, zong Armstrong hem. Ja, heel gek! Maar zulke toevalligheden komen voor.

Johannes van der Sluis

Marlen Haushofer – Ontmoeting met de onbekende. Vertaald uit het Duits door Ria van Hengel. Van Gennep, Amsterdam 192 blz. € 17,90.