Stormachtige voordrachtspoëzie

In oktober 2013, vlak voor een fikse storm Nederland in zijn greep had, kwam Dit is hoe een storm ontstaat uit bij Nieuw Amsterdam, de derde bundel van Pim te Bokkel. We zijn een jaar verder – stormen beginnen zich weer boven Nederland te vormen – tijd om de bundel te bespreken.

Dit is hoe een storm ontstaat bestaat uit drie naamloze delen, waarin storm op allerlei manieren een rol speelt. Het is een weerbeeld: ‘De wind de wind je fietst ertegenin / je gaat maar ziet de wind niet’ en verderop: ‘Storm strekt zich uit / van de hoofdstad tot de oceaan […] Hij neemt de globe beet’. Hier blijft het echter niet bij. Storm is ook een personage dat door de bundel heen enige malen weerkeert: ‘Storm omarmt zijn lunchpakket / en kijkt / terwijl hij harder op zijn tanden bijt’. Het weer in het algemeen en storm in het bijzonder wordt ten derde gekoppeld aan gemoedstoestanden. De onrust die stormen karakteriseert is voelbaar in de hele bundel. In het gedicht ‘In het diepst van mijn gedachten’ (inderdaad een verwijzing naar Willem Kloos) komt dit goed uit:

Er is een man
die in mijn hoofd
als in een doorzonwoning
woont

Hij ziet mij niet
hij spookt
door kabels via satelieten [sic] rond de aarde

De bundel ontroert regelmatig, bijvoorbeeld in ‘Het voorval’: ‘Wie vangt een lichaam / dat langzaam vervalt / Onder de toren ligt het toegedekt / De straat is afgesloten’. Te Bokkel schuwt het niet pijnlijke gebeurtenissen te beschrijven, al blijft het gebeurde meestal impliciet. Er wordt zo een afstand gecreëerd die de lezer de kans geeft het eigen inbeeldingsvermogen te gebruiken. Toch zijn er momenten waarin Te Bokkel keuzes maakt die niet in het geheel van de bundel lijken te passen. Het eerste gedicht ‘Roltrap’, bevat mooie beelden:

Dit is hoe het gaat:
ik draag je
reiziger
tot je daarboven staat
en bied beneden weer mijn treeplank aan

Als lezer word je meegenomen in een stroom van reizigers op een trap die nooit stopt met draaien. Het gedicht dat niet gebonden lijkt te zijn aan een bepaalde tijd, wordt echter duidelijk in onze tijd geplaatst door een enkel Engels woord:‘winegum’. Het beeld van eeuwige reizigers dat het gedicht had opgeroepen valt weg. Wat overblijft is het Engelstalige snoepje. Het gebruik van dit soort woorden is wellicht bewust, maar sterk aan smaak gebonden. Het lijkt minder goed te passen in een bundel die daarnaast zo veel naar de traditie verwijst: onder andere een ode aan Gerrit Komrij, een verwijzing naar Willem Kloos, het motto waarin Aristoteles wordt geciteerd, een gedicht met de titel ‘Olla vogala’.

Na het eerste deel, dat gekenmerkt wordt door het thema reizen, staat in het tweede deel zelfreflectie centraal. De gedichten in dit deel hebben een onderzoekend karakter: ‘ik wil mijzelf zijn / en doorzien / maar telkens als een Pim / die mij van buitenaf bekijkt’. De meest tot de verbeelding sprekende gedichten staan in dit deel van de bundel. De gedichten zijn persoonlijker dan in het eerste deel, ze geven een beeld van de maker en zijn ideeën over poëzie:

Poëzie is verlangen
naar iets wat nog niet echt bestaat
maar wij dichters willen dat het voor ons staat
en haten elkaars gedichten
want poëzie is maar zelden dat gedicht
en dan nog
is het toch dat gedicht niet

In het derde deel van de bundel wordt het thema verlangen verder uitgediept: ‘De zee te zijn / In deze branding de zee willen zijn’ en verderop: ‘en de vervulling van de ene wind / is het verlangen dat de andere vindt’.

Deze poëzie is klinkend – bijzonder geschikt als voordrachtspoëzie. Dit verwondert niet, Te Bokkel werd ontdekt tijdens het NK Poetry Slam in 2004. De speciale ‘layer’ op het omslag die kan worden ingescand met de smartphone-app Layar, geeft de bundel extra cachet. Er zijn hierdoor vier gedichten te beluisteren, die Te Bokkel heeft ingesproken. Om onduidelijke redenen werkt dit momenteel niet.

Elske Dorgelo

Pim te Bokkel – Dit is hoe een storm ontstaat. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 60 blz. €17,50.