Niemand wilde nog een pannenkoek

Want de gaskamers waren niet alleen snel en efficiënt, maar leidden er bovendien toe dat de verantwoordelijken zelf zo goed als vrijuit gingen. Ze hoefden hun handen niet meer vuil te maken. Dat slaapt nou eenmaal lekkerder. De slachtoffers deden alles zelf, wat echt een immens voordeel van een totalitair regime is. Dat in de gaskamer zijn hoogste staat van volmaaktheid bereikte. De uit gevangenen bestaande Sonderkommandos trokken de in elkaar verstrengelde lijken er stuk voor stuk uit, sleepten ze naar de lift en stouwden ze boven in de ovens, net zolang tot ze zelf aan het gas moesten, verwerkt door frissere troepen. De creatieve Duitsers echter ontzagen hun gevoelige zenuwen, want dat enkelen van hen gevoelige zenuwen hadden was verder oostwaarts gebleken, bij de massaexecuties. Dan keek zo’n slachtoffer je gewoon nog aan voordat het, met zijn kind op de arm, achterover in het massagraf zakte.Geen onpersoonlijk hengelspelletje met blikken vol gifkristallen en een koddig gasmasker over je gezicht.

QuasikristallenVoor de excursie onder zijn leiding naar Auschwitz hanteert Bernays, een Shoah-expert, het volgende credo: ‘Wie hier naartoe komt, moet alles horen, geen genade, dat was je plicht.’ Het hoofdstuk rond dit personage vormt een enigszins cynisch uitstapje in Eva Menasses Quasikristallen, dat voor de rest een weinig cynisch boek lijkt. Het is ook zeker geen, wat ik maar zal noemen damesbladboek – dat bewijst het bovenstaande fragment –, wat niet wegneemt dat, laat het meteen maar gezegd zijn, erin verschrikkelijk wordt geouwehoerd: geouwehoer waarop Gods zegen slechts af en toe lijkt te rusten.

De roman draait om Xane Molin. In een dertiental hoofdstukken beschrijft Menasse haar leven vanuit verschillende perspectieven, waardoor als het ware langzamerhand het kristal van haar leven zichtbaar wordt, het quasikristal om precies te zijn. In het begin gebeurt dat vooral via zijdelingse perspectieven. Zo komt onder anderen Xanes huurbaas aan het woord, en de genoemde Shoah-expert die ze tijdens een studiereis ontmoet. Eerder paste J.M. Coetzee in Zomertijd op magistrale wijze een vergelijkbaar concept toe; een persoon, in dit geval met dezelfde naam als de auteur, wordt beschreven door vrouwen, ex-geliefdes, en veelal negatief. Helaas lukt het Menasse niet om hieraan te tippen. Het eerste hoofdstuk, dat over Xanes jeugdvriendschap met Judith gaat, is echter nog steengoed. Zo schrijft Menasse over de psychisch labiele moeder van Judith die een kijkje komt nemen bij het pannenkoeken bakken:

Toen ze terugkwamen stak mama met ongewone klakgeluidjes haar armen naar haar uit, maar Judith liep langs haar heen, maakte een uitwijkende beweging met haar heup en ging zitten.
Wil er nog iemand een pannenkoek, doorbrak mama de stilte, ik wil er graag eentje maken, ik wil er ook een in de lucht gooien, ik zou wel willen weten of ik het nog kan of dat ik me vergooi, zou dat vergooide moeite zijn? Ze giechelde.
Jij kunt dat altijd het beste, verzekerde Salome haar, zoiets verleer je toch niet, maar verder zei niemand iets en niemand wilde nog een pannenkoek.

Deze Salome, het jongere zusje van Judith, komt later terug in een aan haar gewijd hoofdstuk waarbij ze Xane tegenkomt op een cocktailparty. We zijn dan op ongeveer de helft van het boek, en wat mij betreft was het tot daar genoeg. Beter gezegd: ondanks de interessante vorm voor deze roman weet de figuur van Xane nauwelijks te boeien; ze blijft veel te abstract. Als recensent moet je eigenlijk verplicht doorlezen, althans dat is de ongeschreven regel. Het heeft ook wel iets nobels; je begeeft je als het ware op een zinkend schip en je redt wat er te redden valt. Maar toch, zelfs al lezen we over een IVF-procedure die Xane ondergaat (vanuit het perspectief van de arts), het lukt Menasse maar niet om haar hoofdpersoon tot leven te wekken. Wellicht is dat het geval omdat het innerlijk van Xane te lang onbesproken blijft en ze iets te triviaal is, of in termen van de romantitel: het kristal van haar leven, en dus ook de roman zelf, blijft te kleur- en vormeloos, zodat je als lezer nauwelijks zin krijgt om je verder in dit personage te verdiepen. Pas bij het zevende hoofdstuk, wanneer we eindelijk Xanes perspectief te ‘zien’ krijgen en ze vertelt over haar huwelijk en postnatale depressie, is er drama. Maar dat is rijkelijk laat en het blijft te veel kabbelen. Quasikristallen is wellicht een van die boeken die gebaat zouden zijn geweest bij een strengere redactie.

Johannes van der Sluis

Eva Menasse – Quasikristallen. Uit het Duits vertaald door Annemarie Vlaming, Atlas Contact, Amsterdam, 382 blz. € 24,99.