Hij was halverwege de dertig, journalist Roger van de Velde, toen hij in 1959 de pijnstiller palfium voorgeschreven kreeg omdat hij te zwak was om een derde maagoperatie binnen korte tijd te ondergaan. Palfium was nieuw, en zelfs zonder recept te verkrijgen bij de apotheek. Al snel bleek het geen onschuldige pijnstiller, maar een zwaarverslavende drug te zijn, net zo verslavend als morfine. Toen dat duidelijk werd was het voor Van de Velde echter al te laat.

De zwaarverslaafde Roger van de Velde ging zich toeleggen op het stelen en vervalsen van recepten. Dat deed hij nogal amateuristisch en hij liep dan ook tegen de lamp. Zijn advocaat vond dat Van de Velde het moest gooien op ontoerekeningsvatbaarheid en dus werd een psychiatrisch onderzoek aangevraagd. Volgens Van de Velde later, stelde dat onderzoek niet veel voor:

vijfentwintig minuten oppervlakkig routinewerk en enkele leuke spelletjes van hersengymnastiek.

In het rapport van de psychiater werd Roger van de Velde omschreven als

zuivere toxicomaan, lijdend aan zware karakterstoornissen gekenmerkt door een schizoïde teruggetrokkenheid, een affectieve armoede, een oppervlakkige en pseudo-intellectuele levensinstelling.

Deze karakteristiek was niet alleen weinig vleiend, hij zorgde er ook voor dat Van de Velde begon aan een lange reis door gevangenissen en psychiatrische instellingen, een reis die uiteindelijk acht jaar zou duren.

Het was precies tijdens dit gedwongen verblijf in ‘penitentiaire vergeetputten’ en ‘infernale mensenkooien’, dat Roger van de Velde de therapeutische waarde van de literatuur ontdekte. Niet enkel hielp de creatieve arbeid hem om tijd en eenzaamheid, althans gedeeltelijk, te verdrijven, maar precies in de constante reflectie van het schrijfproces slaagde hij erin om zijn geestelijk evenwicht te bewaren en te bestendigen: hij schreef tegen de absurditeit van zijn nachtmerrie, tegen de permanente dreiging van de waanzin…

aldus Dirk de Geest in 1981 in het tijdschrift Ons Erfdeel, in ‘Veel hoger dan de leeuwerik… Roger van de Velde (1925-1970)’ – een artikel waaraan voor dit stukje veel ontleend werd.

Hoewel hem dat verboden werd, bleef Van de Velde schrijven. Zijn naar buiten gesmokkelde proza is zowel een aanklacht tegen het beleid in de psychiatrie, als een warme tekening van de verschoppelingen en gekken die de inrichtingen bevolkten. Het debuut van Roger van de Velde verscheen in 1966: de verhalenbundel Galgenaas. Daarop volgden de verhalenbundels De slaapkamer (1967) en De knetterende schedels (1969).

Uit deze laatste bundel een proeve van Van de Veldes stilistisch meesterschap, het begin van het verhaal ‘Geknielde Hercules’:

Het was redelijkerwijze niet mogelijk en toch zag ik het met eigen ogen gebeuren.

Met het zware buizenstel van de centrale verwarming boven zijn hoofd geheven stormde Vukovic briesend door de zaal. Hij had het lompe metalen blok met enkele forse rukken van de muur gesleurd en begon met dit vervaarlijke wapen aan een wilde achtervolging op de gillende Sneyers die hals-over-kop een toevluchtsoord zocht, uitgerekend onder mijn stoel. Janos Vukovic was een boom van een vent met een fenomenale kracht. Over zijn krachtpatserijen deden in het asiel de meest exuberante verhalen de ronde, die slechts voor de helft met fantasie waren gekruid. Legendarisch was zijn exploot van de tuchtcel, waar hij drie bewakers met de hoofden tegen elkaar bewusteloos had geknokt. Minder baldadig maar al even indrukwekkend was zijn prestatie toen hij voor een weddenschap de logge biljarttafel aan één kant tot schouderhoogte van de grond tilde en vervolgens naar de andere kant van de zaal sleepte. Met het uitbreken van de centrale verwarming voegde hij een nieuw record toe aan het palmares van zijn ongewone spierkracht.

Kort na De knetterende schedels, eveneens in 1969, zag het essay Recht op antwoord het licht, een pamflet waarin Roger van de Velde zich scherp keert tegen het heersende regime in de instellingen en zich afzet tegen een maatschappij die zieken als misdadigers beschouwt. Zijn boodschap kwam aan, en in de literaire wereld werd actie gevoerd voor vrijlating van Van de Velde, in eerste instantie vooral door de schrijvers rond het tijdschrift Heibel. Dit sloeg aan en de eis tot vrijlating werd al snel breed gedragen; het aanzwellende protest leidde uiteindelijk tot Van de Veldes daadwerkelijke ontslag uit de inrichting op 2 april 1970.

Op 7 mei ontving Roger van de Velde de Ark-prijs voor het Vrije Woord, en op 30 mei overleed hij op een terras in Antwerpen aan een overdosis palfium – ironisch genoeg was Van de Velde tijdens zijn achtjarig verblijf in gevangenissen en psychiatrische instellingen niet behandeld voor wat de oorzaak van zijn opsluiting was: zijn verslaving.