‘kan ik het tegenhouden / en houden in mij’

Het is voor jonge, ongedebuteerde dichters niet gemakkelijk om zich te positioneren binnen het huidige literaire veld. Het is eerder regel dan uitzondering dat zij bij de bestaande, goed gefundeerde instituten nul op het rekest krijgen met de boodschap dat ze hun eigen stem nog niet gevonden hebben. Dat argument is met het oog op de recente literatuurgeschiedenis (postmodernisme, ahum) niet alleen dubieus, het is mijns inziens nogal eens een versluiering van de echte reden: liever een gelauwerde of reeds gepubliceerde dichter dan een jonge dichter in de marge met een instabiele stijl of poëtica – hoewel dat laatste vaak niet eens het geval hoeft te zijn.

pose-omslagTot zover mijn pessimisme. Er zijn namelijk ook genoeg initiatieven die wel ruimte willen bieden aan jonge dichters. Een daarvan is Halverwege Chapbooks: ‘een reeks kleine, goedkope poëzie-uitgaves met een eenmalige oplage zo groot als de directe vraag. Halverwege Chapbooks komen tot stand dankzij dichter, uitgever en lezers, om geen andere reden dan dat die samen vinden dat ze er moeten zijn.’ Er zijn al deeltjes verschenen van Joost Baars, Edwin Fagel en Thomas Möhlmann. De laatste uitgave is van Anne Becking (1983) die met het omgekeerde van een pose debuteert.

Het omgekeerde van een pose, wat is dat precies? Iets spontaans, het vrijelijk bewegen zonder je anders voor te doen, zonder een ander beeld van jezelf (te hoeven) neer te zetten? De handvol gedichten in deze bundel maken duidelijk dat het omgekeerde van een pose vooral gevonden kan worden in de natuurlijke habitat waarin het lyrische ik beweegt, ruimtes waarin het subject zich op zijn/haar gemak voelt, maar tegelijkertijd nog verlangt naar andere ruimtes:

het omgekeerde van
alles wat je kunt om te ontsnappen
in het dansen

het dansen, gebruik het
dat is waar het voor is
laat je lichaam vallen
naar het liedje

Becking danst beheerst door de taal heen en grijpt interessante vondsten en ritmes vast als kledingstukken die eveneens vaak figureren in haar gedichten, zoals in ‘maak mijn lied een jas’: ‘een jas een jas die nooit nooit uit / de mode raakt en reikt reikt van /mijn laarzen tot mijn hals die nooit nooit in / de mode is die reikt reikt rust’. Waar het om gaat in deze gedichten is aankleding: niet alleen op een pragmatisch niveau (door je aan te kleden), maar voornamelijk op een talig niveau waarbij het gedicht niet te veel aangekleed dient te worden, omdat dat resulteert in een pose. Soberheid is bij Becking geboden in plaats van decadente overdresste gedichten.

Die soberheid gaat gepaard met een voorzichtige zorgvuldigheid: zij tast de mogelijkheden van het vertellen nauwgezet af, zoals in de eerste regels van het openingsgedicht:

meer van meer dan dat
wat ik bijna, ja
meer van dat
ah zo heeft
ook de duisternis een begin
maak een begin met
dat ja waar ik bijna
bij kan
kus mij
en ik val tegen

Het gaat niet om de uiteindelijke vorm en inhoud van ‘dat’, maar om het beschrijven, de associatie en, bovenal, de verhouding tussen object en subject. Is het subject zelf dan misschien het omgekeerde van een pose dat dan samenvalt met het object? Mogelijk, want het subject forceert niet en blijft ongedwongen waardoor er ruimte is voor twijfel, zoals bovenstaand citaat ook laat zien aan de hand van stopwoordjes en tussenwerpsels en de stokkende regels die desalniettemin sterk ritmisch zijn. Hetzelfde geldt voor ‘ontbloot’:

is er zoiets als wat dat is
wat is het dan wel
het is gemakkelijk
wat er gebeurt
dat is alles
één keer kijken
dat is alles
naar uw vrouw in bad
als zij wil dat u haar ziet
dat is alles
hoeveel is dat een wegnemen (…)

Die laatste regel is ook poëticaal toepasbaar op het omgekeerde van een pose: in hoeverre kan opsmuk van de taal weggepoetst worden, zodat de geëtaleerde taal zelf geen pose is. Inhoudelijk gezien is het een wegnemen van irrelevante details dat resulteert in poëzie die misschien op het eerste gezicht kaal is, maar door zijn soberheid eigenlijk veel meer prijsgeeft dan ornamentiek en doodgeslagen anekdotiek. De details spreken uit wat er niet benoemd wordt: ‘ik denk dat wat zij wil / hier niet is’.

In die gestripte taal komt de kracht van Beckings stijl goed naar voren:

zou valavond beter zijn voor ons
het licht van de lantarenpalen
springt in het asfalt en verlengt zich
wat is er om ons
wat zou beter zijn voor ons

Wat is er om ons? Naar aanleiding van het omgekeerde van een pose zou ik zeggen dat alles om dat ons pose is, terwijl de subjecten in de bundel zich vrijelijk bewegen kunnen, betekenis proberen te geven aan de ruimtes waarin zij zich bevinden: ‘kan ik het tegenhouden / en houden in mij’. En dat moet, blijkens een paar regels daarvoor, precies verwoord worden:

het moet precies
zijn precies het juiste woord
precies op de juiste plek
precies precies

Daarin slaagt Becking in dit kleine debuut, het zevende deel van Halverwege Chapbooks, een van de belangrijke initiatieven die in de marge van het vastgeroeste literaire veld ruimte biedt aan interessante dichters die op andere plaatsen misschien minder snel een podium zouden krijgen. Alleen al daarom moet zoiets aangemoedigd en bewaard worden.

Obe Alkema

Anne Becking – het omgekeerde van een pose. Halverwege Chapbooks, Amsterdam. 20 blz. Niet meer te bestellen. Houd www.halverwegechapbooks.nl in de gaten voor een volgend deel en voor meer informatie over dit initiatief.