De lichte onrust van de melancholie

In de Angelsaksische wereld is het korte verhaal een hoog aangeschreven genre. Het is waarschijnlijk de moeilijkste literaire discipline. Er is niet veel plek om uit te weiden, om onvolkomenheden te verstoppen. Fouten komen ongenadig aan het licht. Een geslaagd verhaal is rond, is heel als een gedicht.

lucia berlinHier ten lande wordt een vicieuze cirkel in stand gehouden. Verhalenbundels verkopen niet, de lezer is kennelijk niet geïnteresseerd in het korte werk, uitgevers produceren ze mondjesmaat, boekhandelaren kopen ze liever niet in. Terwijl je toch zou denken dat een kort stuk proza goed aansluit bij de huidige jachtige levensstijl. Een compleet verhaal voor het slapen gaan zogezegd. Ideaal om de cirkel te doorbreken, om een begin te maken met het vormen van een positieve connotatie bij het genre is Handleiding voor poetsvrouwen van de Amerikaanse schrijfster Lucia Berlin, boek nummer drie in de BOOK OF THE MONTH CLUB van uitgeverij Lebowski.

De kwaliteit van de verhalen op zich staat buiten kijf, maar er valt ook duidelijk een samenhang in te ontdekken. Je hebt als lezer niet het idee dat je keer op keer aan een nieuw decor en aan nieuwe spelers moet wennen. Een bezwaar dat veel genoemd wordt aangaande verhalenbundels: zit ik net lekker in de tekst, is het al weer afgelopen. Handleiding voor poetsvrouwen leest als een roman, als een feuilleton, de kleine dertig verhalen als mooi afgeronde hoofdstukken. Berlins stijl is welhaast loom te noemen, ‘laidback’, ontspannen, maar met de lichte onrust van de melancholie en de milde (zelf)spot. Een onrust die haar meegegeven is door haar achtergrond.

Berlin werd geboren in Alaska en bracht haar jeugd door in verschillende mijnkampen. Haar vader was mijningenieur. Door langdurige verblijven in Mexico en Chili leerde ze vloeiend Spaans spreken, als een tweede moedertaal. Iets dat zo nu en dan in de verhalen doorschemert. Het kwam Berlin van pas in de werkomgevingen waar ze verkeerde. Ze voorzag bijna haar hele leven in het onderhoud door eenvoudige baantjes als schoonmaakhulp of magazijnbediende. Daar waar veel Spaanstalige immigranten ook hun brood bijeen scharrelen. Uit de verhalen blijkt dat Berlin een zeer intelligente observator moet zijn geweest, met fijn ingehouden humor.

‘Advies voor poetsvrouwen: neem alles aan wat je mevrouw je geeft en bedank haar vriendelijk. Je kunt het altijd in de bus achterlaten, tussen de zittingen.’

‘De meeste oudere werksters accepteren me niet makkelijk. En het valt ook niet mee om aan schoonmaakwerk te komen omdat ik “doorgeleerd” heb. Ik kan alleen op dit moment niets anders krijgen. Ik heb geleerd om de dames meteen te vertellen dat mijn drankzuchtige echtgenoot net is overleden en mij met vier kinderen heeft achtergelaten.’

‘Poetsvrouwen: jullie zullen vaak geëmancipeerde vrouwen tegenkomen. De eerste fase is bij een actiegroep gaan, de tweede een werkster nemen, de derde scheiden.’

‘Poetsvrouwen: laat duidelijk merken dat je grondig bent. Zet de eerste dag al het meubilair verkeerd terug … een centimeter of tien twintig te ver naar links of rechts.’

Haar schoonmaakbaantjes in bedrijven en in ziekenhuizen lijken welhaast een voorwendsel om over het echte Amerikaanse leven van pakweg de jaren zeventig van de vorige eeuw te kunnen schrijven. Denk aan de wassalons, de diners, de grote huizen met ‘mevrouwen’, de ritjes met de bus, de cruisende auto’s met rijkelui erin. De verhalen van Berlin zijn bovenal eerlijk. In ‘Gezichtspunt’ ontleed ze uiterst droogkomisch haar eigen werkwijze. (En haar wezen, haar lichaam. Ze leed aan scoliose. Had een bochel.) Waarom ze bijvoorbeeld niet de ik-vorm gebruikt.

Je zult alle dwangmatige, eentonige dingetjes over deze vrouw alleen maar aanhoren omdat het verhaal wordt verteld in de derde persoon. Je zult denken: goed dan, als de verteller denkt dat dit trieste mens iets heeft wat het waard is om over te schrijven, zal dat ook wel zo zijn. Ik lees gewoon door en zie wel wat er gebeurt. […] Wat ik hoop te bereiken met het gebruik van complexe details is dat deze vrouw zo geloofwaardig wordt, dat je ongewild met haar te doen hebt.

Dan geeft ze een voorbeeld. Ene dokter B waarop het personage, een verpleegster, verliefd is, is gebaseerd op een nierspecialist voor wie zij – de vertelster – heeft gewerkt. Voor de grap heeft ze weleens tegen deze dokter gezegd dat ze een haat-liefdeverhouding hadden.

Hij deed zo hatelijk dat het me eraan moet hebben herinnerd hoe liefdesrelaties zich soms ontwikkelen.

Een observatie als een dolkstoot. ‘Gezichtspunt’ is een spiegelgevecht tussen schrijfster, vertelster en personage. Ogenschijnlijk simpel, maar daardoor intens, heel precies.

Over zondags schrijven vind ik moeilijk. Dat lange, lege gevoel van zondagen te pakken krijgen. Geen post en in de verte grasmaaiers.

En pats, daar staat de uitzichtloosheid van de zondag. In een enkele regel gevangen.

Haar verhalen werden zo nu en dan in (obscure) tijdschriften afgedrukt, maar pas in 1981 voor het eerst in boekvorm uitgegeven. In de jaren negentig gaf Berlin les in creatief schrijven. Aan de universiteit, maar, zoals te verwachten, ook in de gevangenis van San Francisco. Berlin moet een passie hebben gehad voor de orale traditie. Ze tekende eveneens geschiedenissen op van bejaarden in het Mount Zion Hospital.

Berlin was altijd een zogenaamde ‘writers writer’. Moge haar werk hier niet alleen collega’s bereiken. Dit proza, relaxed en licht verontrustend tegelijk, verdient het.

Guus Bauer

Lucia Berlin – Handleiding voor poetsvrouwen. Vertaald door Maaike Bijnsdorp, Lucie Schaap en Elles Tukker. Lebowski, Amsterdam. € 19,99.