Reizen is illusies najagen

Domino, de nieuwe roman van Kester Freriks, is om uiteenlopende redenen een bijzonder boek. Inhoudelijk is het zowel de beschrijving van een achtdaagse reis als de weergave van een dertigjarig leven, die tegelijkertijd een speurtocht is naar de betekenis van het verleden. Compositorisch is het een aaneenschakeling van nevengeschikte vertellingen die rimpelloos in elkaar overgaan, verhalen over het reizen en het wonen in de stad, familiebanden en verliefdheden. En stilistisch is het een zee van beelden, zo onuitputtelijk dat het welhaast een hommage is aan de lyriek, een stijl van observeren en formuleren waaraan in Nederland maar weinigen hun vingers durven branden. Freriks toont in Domino een nauwkeurig observator te zijn, niet alleen van de dingen die op zijn weg komen maar ook van de effecten die ze vervolgens op zijn gedachten en stemming hebben. Wat je ziet is alleen van belang voor zover het iets met je doet — dat zou een leidraad bij het schrijven geweest kunnen zijn.

dominoDe reis voert naar het Noorditaliaanse stadje Bellagio, een ‘gedroomd paradijs’ dat in werkelijkheid weinig meer dan nachtmerries oproept. De aanleiding tot die reis en de behoefte herinneringen op te halen hebben dezelfde bron: een doelbewuste poging het leven van de vader na te leven teneinde het te begrijpen. Die vader was telegrafist in dienst van de KLM, een kettingrokende man die over de wereld zwierf en overal avonturen met vriendinnen beleefde. Smaakte hij eens ‘de wereld van Peter Stuyvesant’, als hij uiteindelijk aan de grond belandt resten hem slechts modelvliegtuigjes, reisgidsen en herinneringen; hij raakt vermorst.

Naast de vader plaatst Freriks een zenuwachtige moeder die aan de drank is geraakt — liters sherry jaagt ze erdoor. Het zijn beide haarscherpe portretten, deerniswekkend en ontroerend tegelijk. De zoon (Freriks duidt hem slechts met ‘ik’ aan) drinkt uit solidariteit met zijn moeder mee — alleen zo kan hij de vlucht van haar gedachten volgen en zijn liefde voor haar uiten. Prachtige scènes levert het op. Eenmaal onderweg, alleen, voegen zich bij de herinneringen aan het ouderlijk huis die aan vriendinnen en verliefdheden. Toevallige ontmoetingen — op de tennisbaan, met een straatmuzikante — zijn steeds de aanleiding; de beoogde veroveringen komen er maar zelden van. Gaandeweg ontstaat het beeld van een inwijding in de liefde en de seksualiteit.

Die zoektocht vindt ten slotte zijn voleinding in de ontmoeting met een Italiaanse gouvernante, Vittoria Mosso, die met twee kinderen op weg is naar Nederland. Maar dan is ook de verteller alweer op de thuisreis. Over vaders drang tot reizen is hij heengegroeid; reizen is illusies najagen. En het verleden heeft hij niet van zich af kunnen schudden, dat keert altijd weer. Het is zelfs nog sterker: Freriks’ hoofdpersoon heeft geleerd hoe waardevol het is dat herinneringen worden doorgegeven. De familiegeschiedenis moet bestendigd worden, het vaderschap zal een troost zijn. Een vader en een zoon ‘sluiten op elkaar aan als dominostenen’ – zo was het en zo zal het altijd zijn. De reis naar Bellagio is een proces van aanvaarding en verzoening, kort van duur en daarom zo heftig en intens.

Freriks is de opgave veel onderwerpen aan te roeren en vragen op te werpen niet uit de weg gegaan: zijn roman biedt volop stof tot nadenken en discussie. Ook dat bepaalt de kracht ervan, gevoegd bij de evenwichtige opbouw en de lyrische toon. ‘Ben ik niet uniek, dan ben ik verloren,’ noteert hij op zeker moment. In mijn ogen hoeft hij zich geen zorgen te maken.

Anton Brand

Kester Freriks – Domino. Meulenhoff, Amsterdam.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 19 augustus 1988.