Op het nieuwe festival Nieuwe types in Arnhem treedt op zaterdagavond 27 juni de eerste lichting afgestudeerden van Creative Writing ArtEZ aan. Op Tzum stellen we enkele studenten aan u voor.

Jorina van der Laan is vijfentwintig jaar oud en schrijft zowel proza als poëzie. Ze droeg onder andere voor bij Het Nationale Gedichtenbal en heeft bijgedragen aan Theatergezelschap Nachtgasten. Voor haar afstudeerwerk schrijft ze, onder begeleiding van Dennis Gaens, een dichtbundel over een vriendengroep die voor de buitenwereld waterdicht lijkt, maar van binnenuit begint te lekken.

Op de kermis klimmen we uit de karretjes van het reuzenrad en dreigen te springen. We worden opgemerkt, maar iedereen blijft staan. Alsof er buiten ons om is afgesproken dat het te laat is om ons op te rapen. We blijven nergens langer dan nodig is: de zweefmolen waar onze jongere broertjes in overgeven, de gokhal waar we meisjes tegen flipperkasten drukken, kussen en dan achterlaten. We weten dat we nooit op de foto’s in hun portemonnees zullen staan, nooit hun ouders zullen ontmoeten, maar willen op zijn minst een vlek in hun kleding zijn. Op de parkeerplaats tellen we de schade: er zijn vier flessen gebroken en twee jongens gewond geraakt. Bij de slagbomen huilt een meisje. We zijn moe, rapen onszelf bij elkaar of wat er van ons over is. We hebben niets hoog te houden, alleen ons hoofd.

Onze positie is ten opzichte van vroeger niets veranderd. Op een van de foto´s die ik in mijn lades bewaar, staan we met zijn vieren naast elkaar: Vos in het midden met aan zijn linkerzijde Levi en aan zijn rechter Pepijn. Half achter hen sta ik. Wat mensen op de foto’s zien, zijn onze geschaafde knieën, de kleren die te los om ons lichaam zitten en de lach op ons gezicht. Wat ze niet zien is de weddenschap die we voor die tijd maakten. Vlak voordat de flitser ging, zouden we een sigaret uitdrukken op onze huid. Degene die het breedst zou lachen, zou een week lang geen bier hoeven halen. Zoals altijd met dit soort weddenschappen won Pepijn. De jongens weten nog steeds niet dat ik mijn sigaret nooit uit heb durven drukken.

Ik ben niet hun blauwe knieën of hun gebroken botten. Ik ben niet hun vale spijkerbroeken of hun versleten shirts. Ik ben niet hun ouders die zich vasthouden aan oude foto’s. Ik ben niet hun half opgerookte sigaretten. Ik ben niet hun verbrande schouders of de littekens op hun borst. Ik ben niet hun afgebeten nagels of hun warrige haar. Ik ben niet hun auto of hun hoofden die tegen het dashboard stoten. Ik ben niet hun conservenblikken op de vloer van de supermarkt. Ik ben niet hun huilende meisjes bij de rand het water. Ik ben niet hun achterbak vol flessen drank. Ik ben niet het bloed op het deck van huh skateboard. Ik ben niet hun onbeslapen bedden of hun botte messen. Ik ben niet hun jankende katten. Ik ben niet hun slappe verhalen of hun lege dromen. Ik ben niet hun vuurwerk in de brievenbus of hun stenen door het keukenraam. Ik ben niet hun afgestreken lucifers naast een lekkende benzinepomp. Ik ben niet hun scheve lach. Ik ben niet hun storm. Ik ben niet

Jorina van der Laan

(foto via Flickr Commons)