Het is alles té beproefd

Sinds ze in 1984 debuteerde met de bundel Een kaart, niet het gebied wordt het werk van Hermine de Graaf gekenmerkt door een bijzondere taalvirtuositeit: met enkele woorden weet ze grote veranderingen of gevoelens te suggereren, ze heeft een patent op oer-Nederlandse maar weinig gebruikte woorden (‘zandzuiger’) en haar stijl is doortrokken van een zorgvuldigheid die op het randje van de degelijkheid balanceert. Op die taalvaardigheid is ze terecht trots, er gaat geen boek voorbij of ergens laat ze doorschemeren wat woorden met mensen doen. ‘Met woorden zijn mensen gelukkig te maken,’ schreef ze in De zeevlam (1985). ‘Zinnen kunnen alles weer in orde brengen,’ heet het in de nieuwe novelle De regels van het huis. Taal is al wat we hebben om onze problemen kenbaar te maken en op te lossen, zonder woorden geen gedachten en geen geluk.

hermine de graaf de regels van het huisHoe juist dat op zichzelf ook is, de lezer mag verlangen dat die taalvirtuositeit en dat probleemoplossende vermogen van woorden worden ingezet voor een zaak die het waard is. Als zinnen alles dan weer in orde brengen, dan moet er ook iets in orde te brengen zijn. Daaraan schort het in De regels van het huis. Zeker, er is klein leed genoeg, maar de puberteitsproblemen waarmee de 12-jarige Daphne worstelt zijn allemaal van eigen makelij en bovendien zijn ze door Hermine de Graaf en vele anderen al zo vaak op papier gezet dat er nauwelijks iets nieuws aan toe te voegen valt. Anders gezegd: de novelle is plezierig om te lezen, maar wat erin staat weet je allemaal al, niet in de laatste plaats dank zij eerdere verhalen van Hermine de Graaf zelf. Het is alles té beproefd.

De regels van het huis is een familiegeschiedenis die tamelijk breed begint (alsof de schrijfster aanvankelijk een roman in het hoofd had) en die gaandeweg wordt toegespitst op de persoonlijke groei van het meisje Daphne. Aan de verdrinkingsdood van haar zusje Alicia heeft ze een trauma overgehouden: ze is bang voor water, valt flauw tijdens een zwemles. De dokter schrijft rust voor en dus blijft Daphne thuis, waar ze zich in dromen verliest en op kosten van haar ouders door de koorddanser Zopo en de clown Barbara in de tuin wordt vermaakt. Zopo heet in werkelijkheid Walt; Walther en Barbara zijn degenen aan wie Hermine de Graaf haar novelle opdroeg. Tegen de achtergrond van een hoop familieperikelen — het faillissement van de vader, een antiquair, ruzie tussen de ouders, de geestesgesteldheid van tante Mara — zijn het Zopo en Barbara die Daphne uit haar lethargie schudden. Ze trainen haar in het zwemmen en in het laatste hoofdstuk vinden we Daphne in een kakafonisch beschreven zwemwedstrijd terug, die tegelijkertijd een afrekening is met Alicia’s dood en de zorgen van de volwassenen.

Zo prachtig als Hermine de Graaf de vele scènes in de tuin — tijdens een zwoele zomer — heeft beschreven, zo grotesk wordt het verhaal wanneer Zopo en Barbara aan het eind van de zomer van clowns in studenten veranderen. Psychologiestudenten nog wel, die er plotseling Freud bij halen om Daphne van haar verlatingsangst te genezen. Fijngevoelig getekende portretten verworden dan tot karikaturen, kinderen houden op kinderen te zijn. Dit bezwaar ten spijt, is De regels van het huis een lezenswaardige novelle omdat zij mooi geschreven is. Nu maar hopen dat die overmaat aan taalvaardigheid de volgende keer voor een verrassender thema wordt ingezet.

Anton Brand

Hermine de Graaf – De regels van het huis, Meulenhoff, Amsterdam, 104 blz.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden, 4 maart 1988.

(Foto: fragment uitreiking Geertjan Lubberhuizenprijs aan Hermine de Graaf in 1985. Fotograaf Sjakkelien Vollebregt / Anefo CC BY-SA 3.0 NL, bron)