Onbekend voor de wereld

Honderd jaar geleden overleed Amerika’s grootste dichteres, Emily Dickinson. Om niet opgehelderde redenen leefde zij zeer teruggetrokken, een omstandigheid die wellicht heeft bijgedragen aan de grote zuiverheid van haar werk. Dat werk – natuurlyriek, poëzie met een filosofisch-religieuze thematiek – kreeg pas na haar dood wereldwijde erkenning. Filmliefhebbers werden in Sophie’s Choice geconfronteerd met een aangrijpend Dickinson-gedicht over het sterfbed. Voor de Haagse Comedie schitterde Anne-Marie Heyligers in het stuk Emily. Wie minder zijdelings met haar gedichten wil kennismaken, moet de bloemlezing van Louise van Santen kopen.

Begin mei 1886 schreef Emily Dickinson haar laatste brief, aan haar nichtjes Louisa en Frances Norcross. Ze deed dat in de stijl die men in Amherst, Massachusetts, van haar kende: bondig en precies. ‘Little Cousins, Called back. Emily’, stond er. Teruggeroepen. Ze wist dat de dood haar eerdaags zou omarmen, ze geloofde in het leven aan ’the other side’.

Emily Dickinson daguerreotype 1847. In original case.

Op 13 mei verloor ze het bewustzijn en in de vroege ochtend van zaterdag 15 mei 1886 overleed ze. Gekleed in het wit, met wat blauwe viooltjes bij haar hals, in een witte kist, lag ze enkele dagen opgebaard in de hal van haar huis. Buiten, aldus een ooggetuige, zoemden de bijen en de vlinders die Emily in haar gedichten onsterfelijk had gemaakt een requiem. Op 19 mei werd ze begraven. Aan het open graf las Thomas Wentworth Higginson, de criticus met wie Emily had gecorrespondeerd, een gedicht van Emily Brontë. De wereld buiten Amherst nam van deze dood geen kennis: Emily Dickinson was volslagen onbekend, een kluizenaarster, een excentrieke vrouw, die tijdens haar leven zeven gedichten had gepubliceerd. Anoniem.

Het was Lavinia, Emily’s jongere zus, die de doos vond waarin Emily haar gedichten en de aanzetten daartoe bewaarde. Vastbesloten een uitgever te vinden, ging ze ermee naar Mabel Loomis Todd, de echtgenote van een astronoom aan het Amherst College, een bekende van de familie Dickinson, minnares van Emily’s broer Austin. Mabel Todd riep de hulp in van Thomas W. Higginson, die criticus, en samen verzorgden ze een selectie uit de gedichten, die in 1890 in Boston werd gepubliceerd. Poems luidde de titel, ‘by Emily Dickinson’.

Emily_Dickinson_-Wild_nights-_manuscriptHigginson, die niet van Emily’s eigenzinnige notatie met streepjes en hoofdletters hield, had de gedichten zwaar geredigeerd, en de kritieken waren dan ook niet overweldigend. Toch was twee jaar later de elfde druk uitverkocht en in de tussentijd – in 1891 – was er al een tweede selectie verschenen. In 1894 volgde een selectie uit Emily’s brieven, in 1896 een derde bundel gedichten.

Het zou tot 1924 duren voordat de Complete Poems werden gebundeld, maar al aan het eind van de vorige eeuw was de wereld buiten Amherst vol belangstelling voor Emily’s werk en voor haar leven. Sindsdien is de wijze overtuiging van Emily’s poëzie voor velen een spiegel, en voor vertalers – van Simon Vestdijk tot Peter Verstegen – is een grotere uitdaging dan deze gedichten nauwelijks denkbaar.

Het meest gedegen onderzoek naar het leven en het werk van Emily Dickinson werd door Thomas H. Johnson en Richard B. Sewall verricht. Johnson publiceerde in 1955 een volledige uitgave van de gedichten (met inbegrip van aanzetten en fragmenten uit brieven), waarin hij ook de varianten opnam die in de loop der tijd waren ontstaan. Die uitgave, 1775 gedichten in drie stevige delen, geldt nog steeds als de norm voor wat Emily Dickinson werkelijk heeft geschreven.

Van Sewall verscheen in 1974 de biografie The life of Emily Dickinson. in twee al even stevige delen. Feit en verdichting werden daarin minutieus gescheiden. Emily’s biografie staat in hoofdlijnen vast, maar er zijn witte plekken gebleven en niet alleen waar het details betreft. Zo blijft de reden van haar besluit zich niet meer buiten de ‘Dickinson Homestead’ te begeven een bron van speculatie, en dat geldt ook voor de aard van de crisis die ze tussen 1858 en 1862 doormaakte, de periode waarin ze het merendeel van haar gedichten schreef. 1862 was haar topjaar: toen kwamen 366 gedichten tot stand – iedere dag één.

Als meisje en jonge vrouw nam Emily, op 10 december 1830 in Amherst geboren, volop deel aan het sociale leven en ze was geregeld verliefd. In 1847/’48 studeerde ze een jaar aan een internaat in Mount Holyoke; de enige foto die van haar bekend is werd daar gemaakt: een daguerrotype waarop ze verwachtingsvol de wereld inkijkt. In 1855 bracht ze met Lavinia een korte vakantie in Washington en Philadelphia door, in 1856 won ze op de jaarmarkt een tweede prijs met een zelfgebakken brood, en al die tijd overspoelde ze vrienden en bekenden met brieven en Valentijnsgedichten. Zo rond haar dertigste begon ze zich terug te trekken, ze verliet Amherst alleen nog – in 1864 en 1865 – om in Boston van een oogziekte te genezen. De laatste tien jaar van haar leven kwam ze de deur helemaal niet meer uit. Een enkele bezoeker stond ze te woord door een open tussendeur, ze kleedde zich in het wit. Mabel Todd beschreef hoe ze voor Emily en Lavinia musiceerde: na afloop werd haar een glas sherry aangereikt, met daarbij op het dienblad een gedicht. Maar ze kreeg Emily nooit te zien.

Emily Dickinson's Hair

Liefdesverdriet is vaak genoemd als de reden van het zelfgekozen isolement, maar zeker is het niet. Zo ook is onbeantwoord gebleven om wie het Emily dan ging – Charles Wadsworth, een dominee die Emily in 1855 in Philadelphia hoorde preken en die de ‘Homestead’ in 1860 bezocht, of Samuel Bowles, de hoofdredacteur van de gezaghebbende Springfield Republican en de man die, ongevoelig voor Emily’s poëzie, haar voorzag van de geuzennaam die een erenaam werd: The Queen Recluse, koningin en kluizenaarster.

Net zo min als Bowles zag Thomas W. Higginson de betekenis van Emily’s gedichten. Hem stuurde ze op 15 april 1862 een brief en vier gedichten. ‘Bent u te bezet om te zeggen of er leven is in mijn Vers?’ Het was het begin van een correspondentie die voortging tot Emily overleed, maar die niet tot een publicatie leidde.

In augustus 1870, toen Emily al een paar jaar teruggetrokken leefde, bracht Higginson haar een bezoek. Ze ontving hem en overlaadde hem met een zee van vragen en uitspraken, zoals ze ze ook in haar gedichten formuleerde: ogenschijnlijk cryptisch, vol aforismen. Hoe de meeste mensen zonder gedachten leven, vroeg ze onder meer. Hoe ze de kracht hadden ’s ochtends hun kleren aan te trekken. Higginson beschreef het bezoek in een brief aan zijn vrouw. Het had, voegde hij eraan toe, zijn zenuwen gesloopt.

Anders dan Emily Dickinson, werd de dichteres Helen Hunt Jackson wel door Higginson ‘ontdekt’. Haar komt de eer toe als eerste de kwaliteit van Emily’s gedichten te hebben onderkend; Higginson had ze laten lezen. Dank zij Helen Hunt kwam het in 1878 tot de publicatie van een gedicht in een bundel met uitsluitend anonieme bijdragen, maar verder weerstond Emily de druk die Helen Hunt op haar uitoefende. Als ze al ooit naar roem had getaald, nu hoefde het niet meer. In Amherst al bij haar leven een legende, daarbuiten niet gehoord, stierf Emily Dickinson.

‘This is my letter to the World,’ schreef ze in 1862, ‘That never wrote to Me.’ Bitterheid mocht er niet in worden beluisterd, haar brief bevatte slechts het verzoek mild over haar te oordelen. Vandaag, een eeuw na haar dood, kan er geen twijfel aan bestaan dat die brieven en dat verzoek op hun plaats van bestemming terecht zijn gekomen.

Anton Brand

Emily Dickinson – Gedichten. Vertaald door Louise van Santen. De Prom, Baarn.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden, 2 mei 1986.

(foto handschrift via Wikipedia Commons, de andere afbeeldingen via Flickr, allemaal behorend tot het publieke domein)