Het beest en zijn winterslaap

Als een personage in fictie besluit de stad te verruilen voor een kleine, rurale gemeenschap dan weet je direct al dat er iets niet deugt. Vluchten naar de anonimiteit en opnieuw beginnen, dat werk. In Roderik Six’ Val, de opvolger van het zeker niet onverdienstelijke Vloed (en dan laat ik de samenwerking met Thomas Blondeau in De boekendokter voor het gemak even buiten beschouwing), krijgt een huisarts zijn bekomst van het ‘helse tempo’ van grootsteeds Montreal. Maar als hij arriveert in Fall, een klein plaatsje ergens aan de Canadese kust, dan voel je direct al aan je theewater dat hij meer achter zich probeert te laten dan de clichés van het gejaagde stadsleven.

Slechts heel spaarzaam laat Six details los die zouden kunnen verklaren waarom een jonge arts de behoefte voelt in de voetsporen van een overleden dorpsarts te treden, maar de algehele sfeer van het boek doet je al snel het ergste vermoeden; veel duisternis, veel bos, een enkele merkwaardige dorpsgeschiedenis en een groot afgelegen huis vol troep van de vorige bewoner. En een pistool. De rijke, beschrijvende stijl – die overigens direct al prachtige passages oplevert, neem bijvoorbeeld alleen al die beschrijving van de autorit van Montreal naar Fall! – is op zijn beurt zo geconcentreerd en eist een dusdanige rol op de voorgrond op dat het je dwingt je leestempo te vertragen waardoor de beklemming als vanzelf versterkt wordt.

Iets voorbij de helft van het boek, als met de herfst ook de kou en duisternis van het Canadese platteland een nadrukkelijke plek in het boek krijgen, weet Six op het nippertje te voorkomen dat hij de lezer definitief bedwelmt met zijn zwaarwegende stijl en kluwen van betekenisvolle details. Paradoxaal genoeg treedt die verlichting echter in doordat het verhaal een pikdonkere wending neemt.

Roderik Six Val

De plot wordt aan het rollen gebracht als Doc, zo anoniem is en blijft de vertellende ik-persoon, stuit op een filmpje waarin zijn voorganger een ronduit onrustbarende rol speelt – met een van de kinderen uit het dorp als lijdend voorwerp. Dan maakt hij eindelijk werk van het opruimen van alle troep die sinds het overlijden van de oude arts is blijven staan. Het is alsof deze manische schoonmaakmissie een deur openzet voor zijn eigen bekentenissen. De verteller begint vanaf dat moment in ieder geval ruimte vrij te maken voor wat hij zelf nogal eufemistisch zijn memoires noemt – in feite is het niets minder dan een lugubere biecht die ruimschoots verduidelijkt waarom hij Montreal heeft moeten verlaten.

Vanaf dat moment, als er tussendoor ook nog eens dode meisjes gevonden worden in Fall, vergunt Six de lezer af en toe een vlot leesbaar hoofdstuk, al wordt het boek nooit een echte pageturner. Dat bedoel ik overigens zeker niet negatief, de schijnbare ophemeling van het fenomeen vind ik sowieso maar moeilijk te begrijpen. Alsof een zak paprikachips die je gedachteloos en in recordtempo leegvreet voor de tv het gastronomische summum is. Nee, Val kenmerkt zich – om maar even bij de misschien wat flauwe, maar voor de roman niet geheel ontoepasselijk eetmetafoor te blijven – door complexere smaken en texturen. Het is toch zeker geen straf om eens rustig op iets lekkers te kauwen?

Ondanks deze waaier aan vernuft zie ik het nog best gebeuren dat recensenten Val zullen afdoen als een genreoefening, met ‘het dunne laagje beschaving’ als gemeenplaats om Six op af te straffen, maar laten we hopen van niet. Auteurs die je na het lezen van hun boek nog een paar uur opzadelen met een rotgevoel – lichtvoetig is Val werkelijk geen moment – zijn immers tamelijk zeldzaam. En een roman die je zo zorgvuldig en vakkundig door een mysterieus labyrint van motieven en betekenisvolle details leidt als deze, opgetekend in een bij tijd en wijle lyrische stijl die je constant uitnodigt terug te bladeren, en daardoor – ondanks de whodunit-plotsstructuur – welhaast instant herleesbaar is, moet al helemaal stevig gekoesterd worden.

Jelle Spijkstra

Roderik Six – Val. Prometheus, Amsterdam. 239 blz. € 19,95.