De kiem van het kwaad

De Russische schrijfster Nina Nikolajevna Berberova werd net als de hoofdpersoon uit haar novelle De begeleidster in 1901 geboren. Beiden, de schrijfster en haar hoofdpersoon, emigreerden in 1922 naar Parijs. Berberova deed dat in het gezelschap van de dichter Vladimir Chodasjevitsj, wiens herinneringen door De Arbeiderspers in vertaling werden gepubliceerd in de reeks Privé-domein. Van Berberova was er bij mijn weten tot nog toe geen werk in het Nederlands vertaald en dat maakt het lezen van De begeleidster tot een extra intense en boeiende kennismaking.

Hoewel ze jong en betrekkelijk kort na de Revolutie van 1917 de Sovjet Unie verliet, was Berberova bij haar vertrek al geen onbekende meer in Sint-Petersburg en Moskou. Ze was bevriend met tal van avant garde-dichters uit het begin van de eeuw, de acmeïsten en hun generatiegenoten, en in haar memoires — die in 1969 werden gepubliceerd onder de titel The italics are mine — vertelde ze onder anderen over Achmatova, Ehrenburg en Pasternak. Naam maakte ze vooral met haar gedichten en met een biografie van Tsjaikovski.

Omdat Yolanda Bloemen en Marja Wiebes, die de Nederlandse vertaling van De begeleidster verzorgden (en dat, voor zover ik het kan beoordelen, goed deden), verzuimden om een korte biografie van Berberova op te nemen of een overzicht van de publicatiegeschiedenis van de novelle, is het voor mij moeilijk na te gaan of het verhaal een autobiografische strekking heeft en wanneer Berberova het schreef. De eigenlijke geschiedenis, over een meisje van eenvoudige komaf dat als begeleidster van een beroemde sopraan in Parijs belandt, is met ‘1934’ gedateerd, maar uit de proloog kan worden opgemaakt dat dat een fictieve datum is: het jaar waarin het meisje haar herinneringen op schrift heeft gesteld. Een eerste uitgave verscheen in 1949 in Parijs en twee jaar geleden werd de novelle daar heruitgegeven, waarna zij meteen een succes werd. De pers prees het boek unaniem en dat is verdiend en terecht.

De begeleidster is een bijzonder boek omdat het gevoelens aan de orde stelt die wellicht iedereen wel kent maar doorgaans verzwijgt: onberedeneerde en ongerechtvaardigde haat, afgunst en jaloezie waar eigenlijk erkentelijkheid zou moeten heersen. Het meisje, Sonetsjka, is het product van het enige avontuurtje dat haar moeder — muzieklerares — zich ooit heeft gepermitteerd, met een 19-jarige student. Jarenlang is ze voor de buitenwereld verborgen gehouden om moeders loopbaan niet in gevaar te brengen en die omstandigheid wordt door haarzelf en door de buitenwereld als een ‘schande’ gepercipieerd — zodanig zelfs dat het haar verdere leven dramatisch beïnvloedt.

In de buitengewoon moeilijke jaren die op de Revolutie volgen krijgt Sonetsjka een unieke kans: ze gaat de beroemde sopraan Maria Nikolajevna Travina op de piano begeleiden, er zijn perspectieven van grote tournees en reizen naar Italië en Amerika. Maar Maria Nikolajevna heeft alles wat Sonetsjka niet heeft, of beter: niet denkt te hebben, en daarin zit ‘m de kiem van het kwaad. Schoonheid, talent, rust, zelfbeheersing, succes — de sopraan is té volmaakt. ‘Zij bleef mijn gedachten maar beheersen. Haar stem. Haar net iets te ongedwongen en zelfverzekerde houding tegenover de mensen en tegenover de toekomst. En het feit dat zij op die houding een onbetwistbaar, haar voor altijd door de hemel geschonken recht had.’

Uit die perceptie vloeien jaloezie en haat voort. Aanvankelijk onbedoeld en onbewust, gaandeweg bijna systematisch is Sonetsjka erop uit Maria Nikolajevna schade te berokkenen. Daarbij maakt ze gebruik van wat haar in vertrouwen wordt verteld en ze deinst er niet voor terug Maria Nikolajevna in al haar gangen te volgen, zeer in het bijzonder in haar huwelijk en — eenmaal in Parijs — in haar heimelijke liefde voor een Russische emigré. De consequenties zijn fataal, maar op een andere manier dan Sonetsjka beoogde of kon voorzien. Haar gebrek aan zelfrespect en onvermogen tot erkentelijkheid, maken ook haarzelf tot slachtoffer.

Het thema dat Berberova in De begeleidster behandelt laat zich omschrijven als het streven naar de destructie van anderen, gevoegd bij een stevige portie zelfdestructie. Berberova verwoordt het op een uitmuntende manier: met maar enkele woorden kan ze een wereld veranderen of jaren overbruggen. Wat daarbij opvalt is dat ze zich geen moment van de hoofdlijn van haar betoog laat afleiden, zoals mag blijken uit de wijze waarop ze de vele reizen beschrijft: nauwelijks of niet. En dat is voor iemand als Sonetsjka, die voor het eerst de wijde wereld in trekt, tóch heel opmerkelijk. Eenvoud van stijl is voor Berberova het kenmerk van het ware en De begeleidster legt daarvan een zeldzaam getuigenis af.

Anton Brand

Nina Berberova – De begeleidster. Vertaald door Yolanda Bloemen en Marja Wiebes. De Arbeiderspers, Amsterdam, 112 blz.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 24 juli 1987.

(foto: Nina Berberova en Vladislav Chodasevitsj, Sorrento, 1925, via Wikipedia Commons)