Is de ambitie het allemaal wel waard?

Golnaz Hashemzadeh beschrijft in haar debuutroman Zij is mij niet hoe een immigrantenmeisje zich moet staande zien te houden in een totaal vreemde wereld. Een wereld die vooral onderhuids ook nog eens opvallend vijandig tegenover haar en haar ‘soortgenoten’ staat.

Golnaz Hashemzadeh Zij is mij nietGolnaz Hashemzadeh (1983) kwam als kind met haar ouders als vluchteling van Iran naar Zweden. In 2005, inmiddels opgeleid als econoom, werd zij gekozen tot een van de vijftig ‘Global Leaders’ in het uiterst prestigieuze programma dat de internationaal opererende investeringsbank Goldman Sachs, gespecialiseerd in financiële dienstverlening aan multinationals en overheden, samen met het Institute Of International Education in New York aanbiedt aan de volgende generatie topacademici.

Een intensief programma dat niet alleen de leiderschapskwaliteiten en het zakelijke instinct wil aanscherpen, maar ook deze hoogvliegers nog meer bewust wil maken van de globale problematiek en op deze wijze wil helpen om de sociaal-culturele verschillen te slechten.

Hashemzadeh zegde na een tijdje het zakenleven vaarwel en richtte de non-profitorganisatie Inkludera Invest op (inkludera = omvatten), juist om zich volledig in te kunnen zetten voor betere integratie. Het zakenleven is vooral bikkelhard voor buitenstaanders die niet in het juiste milieu zijn opgegroeid, die de ongeschreven wetten niet kunnen lezen. Of er zich eigenlijk niet aan willen conformeren.

De vertelster in Zij is mij niet is getint en bijzonder donker wat haar en ogen betreft. En natuurlijk ook nog eens een vrouw. ‘Handicaps’ die voor iedereen zichtbaar zijn. De meesten zwijgen daarover, maar op school en in de winkels kunnen sommigen hun mening, hun vooroordeel, niet voor zich houden. Je kunt nog zo uitblinken, er echt bij horen zul je nooit. Al ben je de beste van de klas, al word je op de prestigieuze business-school zelfs tot voorzitter van het corps gekozen, je bent en blijft een buitenlander, een outsider, een vreemdeling. Een stigma waar je ook niet vanaf komt als je bekakt Zweeds praat, je haar net als de anderen met gel naar achteren kamt en het ‘uniform’ van de zakenvrouw draagt.

De roman begint met de aankomst van het gezin in Zweden, het beloofde land, het paradijs, waar papa de mond van vol heeft. Ze komen terecht in een asielzoekerscentrum. Daar zullen ‘zij’, de autoriteiten, beslissen of ze mogen blijven. Niets nieuws voor het meisje. Ook thuis in Iran hadden ‘zij’ alles besloten, zolang ze zich kon herinneren. In dit eerste stuk is de stem van het jonge kind wat ongeloofwaardig, wat inconsequent, ietwat ouwelijk, zou je kunnen zeggen. Aan de andere kant is de vertelster dermate intelligent dat ze ‘volwassen’ inzichten kan hebben. Ergens piept hier toch de schrijfster door haar tekst heen.

Kortstondig. Leest u alstublieft door de eerste dertig pagina’s heen, de beloning volgt. Zodra het meisje een jaar of elf is en haar ouders uit elkaar gaan – beiden teleurgesteld in het paradijs, ze komen niet echt aan de bak – opent het boek zich wat stijl en taal betreft. Aangenaam weinig metaforen. Niet de schrijfster, maar het opgroeiende meisje is dan uitsluitend nog aan het woord. In vader, de man met de honingachtige ogen, komt af en toe het monster naar boven. Uit frustratie is hij vrijwel altijd op pad en slaat hij naderhand zijn vrouw. Het boek is opgedragen aan de vader van Hashemzadeh die in 2012 is overleden. Verklaart dat waarom de originele publicatie dat jaar verscheen?

Zoals zo vaak ziet de vader in zijn dochter de mogelijkheid om zijn eigen ambities waar te maken. Hijzelf volgt volwassenenonderwijs en wordt in de avonduren opgeleid tot buschauffeur. Zij is daar tevreden mee, is trots op vader. Toch een hele verantwoordelijkheid, zo’n grote bus. Maar vader wil meer. Zij moet advocaat worden of econoom. Hoogopgeleid in elk geval. Op school behoort ze al snel tot de besten, de taalachterstand loopt ze razendsnel in, maar vader bedenkt extra huiswerk. De koelkast hangt vol met roosters met taken. Moeder die zelf geneeskunde studeert – en uiteindelijk, zo lijkt het, niet verder mág komen dan verpleegster– wil graag dat ze dokter wordt.

O, die onvervulde ambities van ouders die ze zo graag in hun kinderen verwezenlijkt willen zien. De gevolgen kunnen rampzalig zijn. Vlak voor de scheiding is er nog een broertje geboren. De moeder schrijft aan haar familie in Iran:

Hij is de vrijheid waar we het al zolang we kunnen denken over hebben. De toekomst. Misschien is deze kleine onze weg ernaartoe. Hij is zo puur. Misschien kan hij het product worden van de mogelijkheden die we hebben geschapen, en niet van de vergissingen die we hebben begaan.

Ergens, in de slagschaduw van zijn grote zus, kan dit kind redelijk onbezorgd opgroeien. Ook al is hij natuurlijk een Zweed met een chocoladebruine huid en nootbruine ogen. In zekere zin offert ze zich voor hem op. Een blonde, blauwogige Zweedse ‘prinses’, wonend in een villa en voorbestemd voor een gespreid (zaken)bedje, roept zelfs haar hulp in. Maar er zit een egel in haar buik. Ze voelt al vóór de keuze van het vervolgonderwijs (universiteit uiteraard) dat ze nooit genoeg kan doen. Haar vader, haar moeder willen het glazen plafond eenvoudigweg niet zien. Ze speelt een rol.

Het was nooit genoeg. Zij was nooit genoeg.

Ze vlucht in extreem gedrag. Sluit zich aan bij ‘soortgenoten’ in Allochtonenland. Begint korte rokjes en niets verhullende topjes te dragen, rookt en drinkt wodka als een Russische kerel. Haar studieresultaten lijden er niet onder. Ze wordt zelfs aangenomen op de eliteschool. (Als een excuus-allochtoon, al vermijdt men dit angstvallig uit te spreken.) Dan wordt de taal grimmiger. Hashemzadeh weet de vertwijfeling haarscherp neer te zetten. Er is zo aan het karakter van het meisje ‘gewerkt’ dat ze niets anders weet te doen dan haar toevlucht te nemen tot zelfmutilatie en anorexia. Desondanks weet ze grote hoogten te bereiken en zelfs aangenomen te worden bij het belangrijkste bedrijf van het land, heel adequaat door de schrijfster aangeduid met ‘De Firma’.

Een enorm salaris en een bonusplan. Maar geen tijd om het uit te geven, want vrijwel permanent aan het werk. Gruwelijk mooi detail: ze kerft een raster, een rooster in haar ingevallen buik. Hashemzadeh schetst een bijtend scherp beeld van de westerse samenleving, van het sfeertje op de eliteschool, in de top van de zakenwereld. Allemachtig, wat een verzameling onechte mensen. Kan haar broertje haar misschien redden, of een van haar ouders? Of iemand uit de vriendenkring van vroeger waarmee ze om verder te kunnen komen rigoureus heeft gebroken? Deze roman schreeuwt: is de ambitie het allemaal wel waard? Waar houdt het jezelf wegcijferen op?

Ongetwijfeld heeft het verhaal sterk autobiografische trekken, maar Hashemzadeh lijkt hier eerder een mogelijk scenario te schetsen, een onderzoek te plegen naar een maatschappelijk probleem. De goed gedoseerde discriminerende scènes lijken wat gechargeerd, maar misschien was het in het Zweden van pakweg twintig jaar geleden wel echt zo erg en is er heden ten dage niets veranderd. De titel verwijst enerzijds naar de spleen van de vertelster. Zij is een levenslustig kind, iemand die familie en échte vrienden nodig heeft, iemand die zich eigenlijk nog het meeste thuis voelt binnen het gezin in de Fabrieksstad, maar toch aan de wensen van haar ouders voldoet. Die daarnaast zelf ook voor vol wil worden aangezien. Ze hoort niet in Allochtonenland, niet op de Eliteschool en niet bij de Firma. Haar wezenlijke ik heeft met dat carrièremeisje eigenlijk niets van doen. Hopelijk geldt de titel in die zin ook voor de schrijfster en is dit een zeer geslaagde romaneske uitvergroting.

Guus Bauer

Golnaz Hashemzadeh – Zij is mij niet. vertaald door Edith Sybesma. World Editions, Breda. 348 blz. € 22,50.