Overleven doe je in je eentje

Als de introverte 13-jarige Liesbeth zich door haar moeder een zomerkamp laat aanpraten, vermoedt ze al wat haar te wachten staat: tien dagen als paria behandeld worden. Het blijkt Liesbeth ten voeten uit: ze observeert en registreert wel, maar is nauwelijks tot interactie in staat: ‘Soms kan ik mijn stem niet vinden.’ Liesbeths positie als Außenseiter in het gezin is niet geheel onlogisch: veel zorg van Liesbeths moeder gaat uit naar de autistische tweeling Wessel en Hella, terwijl vader Ferdi een notoire egoïst blijkt. Vanaf de eerste bladzijden overtuigt Rood met een indringend psychologisch portret van haar dertienjarige protagoniste. Als veelzijdige ik-vertelster ontstaat een diepgaande en complexe karakterisering, wat haast vanzelfsprekend tot empathie leidt.

Survival RoodHoewel het survivalkamp niet meteen aan Liesbeths droombestemming beantwoordt, probeert ze alleszins contact met de andere jongeren op te bouwen. Vanuit vastgeroeste vooroordelen en een diepgaande onzekerheid verloopt het allemaal uiterst stroef, zodat Liesbeth toch weer in de rol van buitenstaander vervalt. Jongeren die een gesprekje beginnen, een grapje maken of haar bij een activiteit willen betrekken, worden op afstand gehouden. Rood suggereert subtiel dat Liesbeths terughoudendheid aan negatieve ervaringen uit het verleden gelieerd kan worden. Voornamelijk deze passages, in krachtige flashbacks uitgewerkt, vormen de donkerste bladzijden van de roman. Gaandeweg wordt duidelijk dat Liesbeth daarvan nog steeds littekens draagt, zowel psychisch als fysiek. Hoewel een clichégegeven in de adolescentenroman, werkt Rood deze verhaalwending behoorlijk goed uit. De metafoor van de survival wordt daarbij te expliciet gebruikt, wat gezien de ontwikkelingen overbodig is.

Via diepgaande inzichten in Liesbeths psyche weet Rood de onderhuidse spanning sterk op te bouwen. Het cumuleert in een felle uitbarsting, waarbij Liesbeth het kamp ontvlucht. Meer dan eens beseft ze – noodgedwongen – een eenzaat te zijn: ‘Overleven doe je in je eentje.’ Die diepgaande karakterisering ontbreekt in de te sterk geënsceneerde slotpassages. Rood bewandelt teveel zijpaden – alias potentieel problematische situaties – om alle verhaallijnen voldoende diepgang te geven. De sterke suggestie dat de oplossing tot Liesbeths problemen mede bij haar moeder ligt, komt onverwacht en lijkt enkel bedoeld om Liesbeths relaas met een voorzichtig positieve wenk te kunnen beëindigen. Krijgt het eerste hoofdstuk nog de tegenstrijdige titel ‘Nee, knik ik’, dan markeert het afsluitende hoofdstuk ‘Nee, zeg ik’, Liesbeths groei.

Ondanks het inderhaast afgeronde einde overtuigt Survival als een hard, bijwijlen rauw verhaal dat een eerlijk en geloofwaardig portret van Liesbeths besognes schetst. Net zoals in eerder werk hanteert Rood een soepel vertelritme en volgen de gebeurtenissen elkaar in snel tempo op. Eenvoud hoeft echter geen synoniem van oppervlakkig te zijn: Rood heeft nauwelijks stilistische opsmuk nodig om een overtuigend portret van een onzekere adolescenten te schetsen, en dat is geen sinecure.

Jürgen Peeters

Lydia Rood – Survival. Leopold, Amsterdam. 176 blz. € 14.99.