Met de nodige biertjes in hun mik

Frans van Deijl (1957) was journalist voor Elsevier, Het Parool en HP/De Tijd voordat hij stadschroniqueur voor het Haarlems Dagblad werd en zich aan het schrijven van boeken zette. Zijn nieuwe roman, Een weekendje oorlog, vertelt over vier buurtgenoten – de typische nieuwe bewoners van een jaren dertig wijk – die er eens even uit moeten, zonder de vrouwen. Gijs, Dennis, Jochem en Beau zijn allemaal gefascineerd door oorlog. De een heeft zich verdiept in de Eerste Wereldoorlog, de ander in de strijd in Vietnam. De bestorming van de klippen in Normandië op D-day heeft hun aller warme belangstelling. Het valse, heroïsche aspect van oorlog. Jongens die samen een potje knokken. Daarmee zijn miljoenen naar de slagvelden gelokt.

deijl weekendje oorlogDe verteller, Gijs, zo om en nabij even oud als de schrijver, heeft tenminste nog in dienst gezeten, al stelden die veertien maanden niet zoveel voor. De anderen zijn gemiddeld eind dertig. De dienstplicht bestaat weliswaar ook nu nog steeds, maar sinds 1 augustus 1996 roept Defensie geen nieuwe dienstplichtigen meer op. Zij hebben nooit een kazerne van binnen gezien. Bij een barbecue, met de nodige biertjes in hun mik, besluiten de mannen om een weekend naar Normandië te gaan om de circa dertig meter hoge kliffen te gaan beklimmen, net als de Amerikaanse Rangers op D-day, 6 juni 1944. Oorlogje spelen zonder gevolgen. Er zijn nu immers geen Duitse mitrailleurnesten meer die de jongens bij bossen kunnen afknallen. Surrogaat stoerheid. Die door Van Deijl adequaat wordt afgestraft.

Hij vertelt bij monde van Gijs – een freelance tekstschrijver die langzaam in een crisis is geraakt, ook door een mislukte roman, en dit uitstapje dus wel kan gebruiken om alles weer op een rijtje te krijgen, een fijn stukje zelfspot – het verhaal chronologisch, van A tot Z. Zijn stijl is helder, niet uitgesproken literair. Maar maakt het wat uit dat de taal en de vorm in dit geval niets extra’s toevoegen? Eigenlijk niet. Van Deijl is een goede verteller. Schetst en passant de problematiek van de werkende man van rond de veertig, vijftig, van het weinig aansprekende van het reguliere leven. De vier gaan in training. Doen een paar keer een klimwand en een valtraining en denken dan klaar te zijn voor het ‘echte werk’. Een beklimming en dan even losbollen in Frankrijk. Natuurlijk hoort daar een camper bij.

Aangekomen in Normandië presenteren ze zich – de gebruikelijke platvloerse meligheid onderweg – jolig als kleinkinderen van de Amerikaanse bevrijders. Vele pullen gratis bier later komen ze lallend aan bij de camper, waar Gijs, de oudste, verstandigste, al een paar uur ligt te pitten. Jochem – normaal iemand van de structuren en de formules – is een paar uur bezig geweest met een oudere Française.

Maar kennelijk was er nu iemand anders uit hem gestapt, als een werkman uit zijn overall. Hij bedroog zijn vrouw en ons eigenlijk ook.

Helder, zoals gezegd. Een paar meer van dergelijke beelden had geen kwaad gedaan. Heel sterk is dat Van Deijl zich bijna niet laat verleiden tot zijsprongen. Gijs voelt bijvoorbeeld een opwinding die hij vaag herkent van een eeuwigheid geleden. Daar was gemakkelijk een flashback aan te verbinden, maar de schrijver laat Gijs rustig het touw uitrollen en de enterhaak en het harpoengeweer pakken. Jochem begint vervolgens aan de klim, dan volgt Gijs, de sterke Beau en tenslotte de kettingroker Dennis. Het gezicht van Jochem betrekt als hij bovenkomt. Ze horen Duits. En het geluid dat lijkt op het verschuiven van een grendel op een geweer.

Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel. Hadden ze maar niet moeten rondbazuinen dat ze Amerikanen waren. Een dergelijk klein vergrijp kan grote gevolgen hebben. Wordt er een grap met ze uitgehaald, of is dit echt? Ze worden opgesloten in een bunker. De nacht valt, de uitkomst is onzeker. De roman heeft een goede spanningsopbouw. Er gebeurt uiteindelijk iets wat hun aller leven zal veranderen. Hierna verschuift de vertelling een beetje, een fijne kromming. De roman is toch niet zo rechttoe rechtaan als gedacht. Ieder voor zich, vrienden voor zolang het past in het eigen straatje. Hoe ga je om met wroeging, waar ligt je morele grens? De roman herbergt een mooi open einde in zich.

Hoe zouden wij ons houden de komende jaren? Wij, veteranen?

Maar de schrijver geeft daarna nog twintig pagina’s uitleg. Amusant, maar onnodig. Een weekendje oorlog is een geslaagde, spannende vertelling.

Guus Bauer

Frans van Deijl – Een weekendje oorlog. Podium, Amsterdam. 192 blz. € 18,50.