‘Ik schrijf over politiek, omdat dit is wat de personages bezighoudt’

De Israëlische schrijver Nir Baram (Jeruzalem, 1977) heeft inmiddels vijf belangrijke romans op zijn naam staan, waarvan Goede mensen en Wereldschaduw in het Nederlands zijn vertaald. Hij gaat door voor het grootste literaire talent onder de jonge Israëlische schrijvers. Een vraaggesprek over zijn roman Wereldschaduw.

Wereldschaduw werd een bestseller. Het boek heeft drie verhaallijnen, elk met een eigen stijl. Ze worden virtuoos met elkaar verbonden en schetsen een veertig jaar omspannend beeld van het mondiale systeem zoals we dat tegenwoordig kennen. Die status quo komt in gevaar wanneer een groep Londense idealisten besluit een internationale demonstratie te organiseren waaraan één miljard mensen zullen deelnemen. Nir is een schrijver die met veel passie over zijn boeken spreekt, maar zeker ook over politiek. Soms verheft hij zijn stem, zeker op de momenten dat het gesprek over de situatie in Israël gaat.

baram_wereldschaduwHoe lang deed je erover deze kloeke roman te schrijven?

Iets meer dan twee jaar, schat ik. Mijn roman Goede mensen, die als verhaal vrij realistisch is, gaf weinig ruimte aan mijn fantasie. Begrijp me niet verkeerd, het boek beviel me, maar de drang tot het schrijven van Wereldschaduw ontstond door mijn behoefte aan iets anders. Ik wilde over mijn eigen generatie schrijven en over de onderwerpen waarmee die bezig is. Daar kwam bij dat de historische achtergrond bij Goede mensen mij verbood het verhaal al te direct te vertellen. Neem Thomas Heiselberg, die was meer kapitalist dan een nazi. Na dat boek dacht ik: het kapitalisme is meer een fenomeen van mijn tijd. Ik wilde daarover schrijven op een manier die mij speelruimte gaf. Ik wilde in Wereldschaduw met de vorm aan de slag. E-mails gebruiken, groepen in plaats van personages neerzetten. Wat lezers daarvan zouden vinden, maakte mij niet uit. Het boek vroeg om lagen van informatie – over het individu, de groep, het concern.

Wat wilde je met Wereldschaduw bereiken?

Wat kan een roman in onze tijd nog vertellen? Wil je de wereld door de ogen van een personage zien, Gavriël Mantsoer in dit geval, die van een groep Londenaren of die van het Amerikaanse consultancybedrijf MSV? Gavriël Mantsoer had ik slechts nodig om deze kapitalistische tijd en de rol van het individu daarin duidelijk te maken. Maar het gaat in dit boek niet over het bewustzijn van één personage. Sterker nog, ik heb helemaal geen psychologische roman willen schrijven. Een groep Londenaren, zo’n dertig mensen, laat ik aan het woord over hun acties. Je verneemt niets over hun gedachten, nee, uitsluitend over hun daden. Ik vond het interessant om deze Londenaren als groep te volgen.

Waarom speelt de hedendaagse politiek zo’n grote rol in jouw laatste roman?

In de negentiende-eeuwse roman Anna Karenina van Tolstoj worden maar liefst vijfentwintig pagina’s gewijd aan grondpolitiek: aan wat Konstantin Levin als grondbezitter in zijn tijd wil bewerkstelligen. Aandacht voor politiek is dus niets nieuws in de literatuur. Wereldschaduw wordt door recensenten wel als postmodern gezien, maar niets is minder waar. Ik voel mij meer verwant aan een negentiende-eeuwse schrijver als Balzac. Die schreef niet over zijn vrouw, maar over mensen die iets in de maatschappij willen bereiken. Ik schrijf over politiek, omdat dit is wat de personages bezighoudt. Vreemd genoeg voelde ik mij veel meer verbonden met de karakters in dit boek dan met die in Goede mensen. Ook al worden de karakters niet door mij uitgediept.

Viel de research voor dit boek tegen?

Integendeel, na Goede mensen viel het juist mee. En ik heb veel bedacht. Los daarvan heb ik veel ervaring met de politieke wereld die ik schets. Natuurlijk deed ik mijn research. Maar veel waarover ik schrijf had ik al tijden in gedachten. Jaren geleden las ik grondig over Zuid-Amerika, vergat het, maar bij het schrijven van dit boek kwam het weer bij mij boven.

Nu steeds duidelijker wordt dat grote concerns de dienst uitmaken in de wereld, lijk je met dit boek het juiste moment getroffen te hebben.

Denk je dat mijn boek over het succes van grote concerns gaat? Het gaat juist over hun beperkingen en uiteindelijke ondergang. Over de paranoïde houding die ze aan de dag leggen, waardoor ze alles willen controleren. Maar niemand in de wereld is in staat alles te controleren. Zelfs de grote concerns beheersen slechts een fractie. Alistair Edmond van het Amerikaanse consultancybedrijf MSV blijkt in het boek de meest gevaarlijke kerel te zijn. Niet de mannen die een revolutie veroorzaken, omdat deze politiek goed van pas komt. Alistair heeft een haast diabolische, niet-politieke energie. Niets doet er voor hem toe. Alleen het spel. Het spel om het spel, niet het winnen ervan. Die anarchistische Londenaars kun je je voorstellen, maar met iemand die nergens om geeft kun je niet uit de voeten. De revolutie in Bolivia is voor Alistair Edmond net zo belangrijk als een soap op de televisie. Als je het boek leest, weet je niet altijd hoe je iemand moet plaatsen. ‘In een roman heeft ieder karakter zijn in het oog springende kwaliteit’, hoorde ik ooit iemand zeggen. Mij gaat het daartegen om de vele kanten van een karakter.

De mensen van MSV zien de wereld niet iets als waar ze zelf deel van uitmaken. Hun enige drijfveer is om aan de touwtjes trekken.

Alistair Edmond en William Pasternak zijn eigenlijk nooit volwassen geworden en hebben nooit begrepen wat de impact van hun werk is. Alleen Alistair is cynisch genoeg om het idee achter de staking van de Londenaars te begrijpen. Edmond en Pasternak zijn collaborateurs. Ze haten kunst. Ze willen alle musea vernietigen en hebben niets te verliezen. Ze haten het kapitalisme. Maar wanneer ze de wereld willen beïnvloeden moeten ze er aan deelnemen. En gaan ze dezelfde smerige trucs gebruiken als alle andere spelers. Dat is het ironische ervan. Ze wilden er juist buiten staan. In het boek wordt de vraag gesteld of zo’n plek bestaat. Het is ook wat mijn generatie zich afvraagt: kun je ergens naartoe, welke plek dan ook, waar de geest vrij is?

Als je dit zegt, bedenk ik mij dat je uit Israël komt. Bestaat daar een plek waar de geest vrij is?

Ik maak mij nooit zorgen over wat mij kan overkomen. Ik weet dat alles wat er fout in Israël gaat mij constant beïnvloedt. Ik ben minder een dromer dan ik was en ik lieg minder tegen mijzelf over de mogelijkheid van veranderingen dan ik deed. Ik geloof er, op sommige punten, nog steeds in. Maar soms, en dat komt steeds vaker voor, word ik ’s ochtends wakker en weet ik dat het een illusie is.

Je hebt wel meer illusies verloren, begrijp ik.

Ik bezocht voor een krant de bezette Westbank, de Palestijnen, de kolonisten, de steden. Vanuit Tel Aviv kun je de situatie daar niet begrijpen. We praten nu al twintig jaar over een oplossing. Maar hoe kan die tot stand komen? Het is onmogelijk. Politici praten over een oplossing door er twee staten van te maken. Ze hebben het over nederzettingen van kolonisten. Maar daar is geen sprake van. Kolonisten zitten overal, op iedere heuvel. En als je dat ziet, begrijp je dat er van een overleg zoals in de jaren negentig geen sprake meer kan zijn. Mijn verblijf op de bezette Westbank was belangrijk voor mij. Ik luisterde naar de mensen die er wonen en beschreef ze zo eerlijk mogelijk.

Dus je schreef op wat men zei zonder daar commentaar op te leveren?

Ik schreef niet op wat ik voelde. Soms was ik geschokt en vol walging over wat ik hoorde. Ik ontmoette een ex-gevangene, iemand van de Hamas, een leraar in Ramallah. Ik dacht: een ex-gevangene die les geeft in Hebreeuws, misschien mag die ons nu iets meer. Een aardige, intelligente jongen, iemand die alles wist van de cultuur en literatuur van Israël. Ik vroeg hem wat de oplossing was van ons probleem. Hij zei: ‘Dat jullie nu allemaal terug naar Europa gaan.’ Ik vroeg: ‘Waar moet ik dan naartoe, mijn grootvader komt daar niet vandaan.’ Maar ik houd niet van hysterisch, moralistisch schrijven. Het maakt een tekst minder. Houd het rustig, geef respect aan de mensen en… dat komt er nog bij, het is geen fictie. Hoe maak je de mensen die je ontmoet interessant? Meestal zijn ze dat niet. Soms zijn ze saai, maar is hun verhaal interessant. Dáár moet je op focussen. Mijn relaas vanuit de bezette Westbank zal als Walking the Green Line in het Engels verschijnen.

Schreef je Wereldschaduw gedeeltelijk in e-mails en documenten, omdat het anders nog dikker was geworden?

Ik heb al eerder dikke romans geschreven. Maar ik wilde Wereldschaduw heel graag schrijven op de manier die ik in mijn hoofd had. Doordat het meer plots heeft, geeft het een veel bredere kijk op de wereld waarin we leven. Het geeft er een totaal ándere kijk op en het beschrijft machten die volstrekt van elkaar verschillen. Vorm en onderwerp kun je niet loskoppelen. Iemand vroeg mij eens: ‘Waarom speelt Goede mensen zich niet af in Israël? Maar als je met een onderwerp bezig bent, denk je toch niet: in welk land zal ik dit laten spelen? Het gaat mij om het grote geheel. Ik dacht bij het schrijven van dit boek: hoe kan ik het kapitalisme bekritiseren? Het gaat mij als schrijver om het veranderen van het kapitalisme, en van de globalisering die er een uitvloeisel van is.

Waarom bestaat een groot deel van het boek uit beschrijvingen?

Een lezer verbindt zich het liefst aan een personage. Hij wil zich identificeren. Maar dit boek staat dat niet toe. Nu denk ik nooit aan de lezer als ik schrijf. Ik was erg verbaasd over de positieve reactie in Israël op het boek. Vooral mensen tussen de twintig en vijfenvijftig jaar waarderen het. De vorm van Wereldschaduw is veel spannender dan die van Goede mensen. Ik houd van romans waarvan de vorm speels is. Daarom wacht ik lang met het schijven van een boek. Ik wacht. Je moet het niet meteen willen opschrijven… En dan heb ik het niet over de pauze tussen twee romans in. Je wacht op de ingeving die leidt tot een volgend boek.

Peter de Rijk

Nir Baram – Wereldschaduw. Vertaald door Sylvie Hoyinck. De Bezige Bij, Amsterdam/Antwerpen. € 24,90.

Dit interview stond eerder op de site van Scriptplus.