Er komen nieuwe mensen

De behoefte van onzekere mensen om zich over te leveren aan lieden die de indruk wekken het hele bestaan te overzien, is doorgaans groot. Jonatan in De wereld is een gerucht, de nieuwe roman van de grote Israëlische schrijver Nir Baram (Jeruzalem, 1976), is voortdurend op zoek naar grip op een niet meer te bevatten wereld. Dat was al zo in zijn vorige roman, Aan het einde van de nacht, die in 2020 in het Nederlands verscheen, en dat is in dit nieuwe werk nog steeds het geval. Een mens verandert niet.

Hoe gênant het ook was in zijn eenvoud, hij vond het fijn dat de uitgever hem jongetje noemde, dat hij zijn arm om hem heen sloeg en door zijn haar woelde, dat hij hem altijd vroeg of hij vandaag wel gegeten had […].

Jonatan heeft samen met Sjira, zijn ex, een zoontje: Itamar. Het is een levenslustig ventje, dat dol is op avontuurlijke verhalen. Een voorliefde die Jonatan ook van zichzelf kent, waardoor fictieve figuren die boezemvriend Joël en hij in hun jonge jaren in de avontuurlijke wadi van de Jeruzalemse wijk Beet Hakerem ooit bedachten, in de gesprekken met Itamar opnieuw tot leven komen. Hij is schrijver en vindt het aanvankelijk prachtig dat Itamar in dit opzicht op hem lijkt. Maar hoopt sterk dat dit niet betekent dat het kind ook zijn zwaarmoedige kant heeft geërfd.

Jonatan heeft gehoord dat er op een berg een man woont, die een uitzonderlijke gave heeft. Deze Michaël zou dromen kunnen terugbrengen, maar ook in staat zijn herinneringen te ‘vergrijzen’. In het malende hoofd van Jonatan spelen heel veel oude kwesties, verdrietige persoonlijke ervaringen en niet in de laatste plaats de zelfmoord van Joël, die vele jaren alles voor hem betekende. Hij hunkert ernaar afstand te kunnen nemen van wat zo aan hem vreet. Een behandeling dus als een effectief antidepressivum, waarmee ‘de motoren van de herinnering in hem tot zwijgen werden gebracht’.

In Barams vorige roman kwam Jonatan al naar voren als een gevoelige en zorgelijke man, die zich niet alleen verantwoordelijk voelde voor velen, maar ook vruchteloos op zoek was naar emotionele geborgenheid. In deze roman, die overigens ook goed te lezen is zonder de vorige te kennen, keren dezelfde personages en thema’s terug. Wat het overlijden van zijn moeder met hem deed, zijn omgang met vrienden, in het bijzonder natuurlijk Joël, met vrouwen en ook de politieke situatie, die in Israël altijd een rol van betekenis speelt in ieders bestaan.

Maar nu stelt Baram vooral scherp op de rol van Joël, die bij leven altijd een sociaal handige charmeur was, een karaktertrek die Jonatan juist helemaal vreemd is. In de jaren negentig, waar telkens naar wordt teruggeblikt, veroorzaakte dat tussen hen serieuze wrijving door hun beider relatie met de aantrekkelijke Tali. Op de berg, waar de zelfbenoemde verlosser zich bevindt, wordt echter al snel duidelijk dat het kwijtraken van je herinneringen niet alleen maar voordelen heeft. Michaël raadt hem zijn ‘behandeling’ zelfs af, want wat moet je als schrijver dan nog?

Nir Baram schreef met De wereld is een gerucht een monumentaal vervolg op Aan het einde van de nacht, waarin de huidige menselijke staat van verwarring en radeloze hoop op catharsis op ingenieuze wijze door de roman is gevlochten. Waar het Jonatan vooral om gaat, is er achter te komen wat er in Joël moet zijn omgegaan voor hij besloot een einde aan zijn leven te maken, wat hij op de berg heeft gedaan, met wie en waarover hij nog gesproken heeft en welke rol Tali en hij daarin speelden. Op de tast tussen werkelijkheid en verbeelding. De geregeld spoorloze Michaël en zijn raadselachtige medewerker Ofer lijken soms veel te hebben doorgrond, maar even later zelf voor een raadsel te staan en fouten te hebben gemaakt, zoals wetenschappers en medici ondanks hun grote kennis en maatschappelijk aanzien toch ook maar mensen blijven.

‘Ik was nergens bang voor, ik zei je al dat ik toen verschrikkelijke dingen gedaan heb’, antwoordde Michaël kalm. ‘In elk geval, toen ik het weer ging doen na al die jaren, was ik niet meer van de grote waarheid, ik wilde het leven van mensen wat verlichten. En als ze zich minder wilden herinneren, geen probleem.’

Baram is zoon en kleinzoon van twee Israëlische ministers van de Arbeiderspartij en zet zich, naast het schrijverschap, actief in voor de politieke rechten van de Palestijnen. Ook in zijn non-fictiewerk doet hij pogingen aandacht te vragen voor de slechte positie van de Palestijnen, met name de mensen op de Westelijke Jordaanoever. In zijn met persoonlijke aspecten doorschoten romans klinkt de bestaande politieke situatie vooral door in de levens van gewone mensen. Wie niet dienst doet in het leger kan een verdere carrière wel vergeten, staat bijvoorbeeld in dit boek. Dat legt een grote druk op alle jonge mensen, die daar mee moeten zien om te gaan.

De zelfmoord van Joël moet zijn voortgekomen uit een samenloop van omstandigheden en ontwikkelingen, waarin ook de onbarmhartige werkelijkheid van het dagelijks leven in Israël een rol zal hebben gespeeld, met de niet te vermijden twijfels en angsten, want die dringt er door tot in de haarvaten van alle menselijke relaties. Dat is ook wat Jonatan zo bezorgd maakt over Itamar. Minder ‘zien’ is vandaag de dag – de corona-epidemie speelt hierbij ook nog een rol – een wens van velen, waarbij vluchten in je verbeelding niet per definitie tot een ontspannende uitkomst leidt. De harde realiteit zal zich er immers niets van aantrekken. Maar er komen wel nieuwe mensen, hier belichaamd door de zelfbewuste Itamar, die met een nog onbevangen blik naar onze troosteloze oude wereld kunnen kijken.

André Keikes

Nir Baram – De wereld is een gerucht. Vertaald door Hilde Pach. De Bezige Bij, Amsterdam. 304 blz. €23,99.