Leescoupé

Twintig jaar geleden kon je luxe kopen. Voor mij bestond die luxe uit reizen met de trein in de eerste klas. Een lichte vorm van decadentie die ik mezelf toestond. Je kon nog ongestoord roken in een coupé en de mensen in de eerste klas waren over het algemeen beschaafder. Inmiddels zijn de rookcoupés verdwenen, ben ik zelf ook gestopt met roken en zit de eerste klas vol met mensen die goedkope weekendarrangementen bij de Kruidvat hebben gescoord. En maar kletsen. Ook in de stiltecoupés. Ik verander vaak drie keer van coupé om nog ergens te kunnen lezen en eindig meestal in de troosteloze tussenstukken op een klapstoeltje aan de muur omringd door de geur van een wc die al een dag verstopt is.

Waar is het ooit mis gegaan? Aan de NS kan het niet liggen: die heeft speciale stiltecoupés in het leven geroepen en heeft af en toe ook nog een conducteur in dienst die er iets van durft te zeggen als iemand hardop praat in deze ruimtes. Ook hulde aan al die medereizigers die de kwebbelaars en zwatelaars erop durven wijzen dat ze in een stiltecoupé zitten. Uit ervaring weet ik hoe lastig het is om jezelf te veranderen in een betweterige schoolmeester, hoe je je mentaal al voorbereidt op boze en gekwetste blikken of scheldpartijen van de aangesproken partij.

Deze week is de NS ons, brave lezers, opnieuw te hulp geschoten met de introductie van de leescoupé. Plaatjes van boeken aan de muur en op de ‘raamtafeltjes’ ligt een boek of kun je een boek leggen op een uitgespaarde plek met de tekst ‘Lees ‘m of leg ‘m terug. Of ruil ‘m met een ander.’ En daaronder ‘Tijdens je treinreis heb je de tijd. Tijd voor jezelf. Tijd voor lezen.’ Daar zou ik als reiziger voor wie lezen gewoon werk is graag enige cynische grappen over willen maken, maar ik houd me in. Ik tel mijn zegeningen. Op de vloer in de leescoupé ligt een ouderwets ogend ’tapijtje’, een zeiltje dat op een tapijtje lijkt. Blijkbaar wordt zo’n tapijtje geassocieerd met lezen. Het verraadt misschien het meest de categorie mens waartoe ik ben gaan behoren: mopperende, oude man.

Coen Peppelenbos

Deze column verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 25 juni 2016.