Pokémon Go

Dit jaar schreef ik voor een reisboek een verhaal over een bezoek aan het concentratiekamp Buchenwald. Reisgenoot Corrie en ik hadden net het museum bezocht en waren door de teksten en de beelden murw geslagen. Op een bankje zaten we buiten bij te komen. Voor ons lag een jongen languit in de zon, hardop pratend in een mobieltje over een feestje die avond: hoeveel bier hij moest meenemen. Het was veel erger zei Corrie, nadat ze het verhaal gelezen had. Het was een Nederlander die vroeg hoeveel bier hij moest meenemen naar de barbecue.

De werkelijkheid is meestal één graad erger dan de fictie, al beleef ik de werkelijkheid vaak op een fictieve manier. Als ik in Leeuwarden naar mijn werk loop dan wandel ik door romans van Rosenboom en Vestdijk, in Groningen door romans van Hermans, in Emmen door een roman van Middendorp. De realiteit wordt leuker als er om de hoek een koets kan verschijnen, of professor Dingelam of een filiaal van Blokker.

Afgelopen woensdag kwam ik in het Noorderplantsoen honderden jonge mensen tegen die stonden te staren naar hun mobieltje. Ze speelden Pokémon Go en hoewel ze met velen waren was iedereen toch alleen. Het was licht beangstigend: alsof er een leger zombies was opgestaan. Toch deden zij precies wat ik ook altijd doe als ik rondloop, al heb ik geen mobieltje nodig om door een fictionele wereld te lopen.

Ik las in de Volkskrant dat mensen ook Pokémon Go speelden als ze in het vernietigingskamp Auschwitz rondlopen. Het museum aldaar heeft aan de makers van het spel gevraagd of de locatie uit het spel geschrapt kan worden. Je kunt je afvragen of het een vloek is of een zegen als mensen de verschrikkingen uit het verleden niet meer kennen. Een selfie nemen bij de poort met Arbeit macht Frei, bier bestellen voor de barbecue terwijl je op honderd meter van de gasovens ligt, Pikachu zoeken achter prikkeldraad. Er zit een dunne scheidslijn tussen vrolijke naïviteit en stuitende domheid. Als je niet meer weet wat fictie en wat echt is, dan ben je die scheidslijn over.

Coen Peppelenbos

Deze column verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 16 juli 2016.