‘Dreiging, alles is dreiging’

Uitgeverij IJzer geeft voor het eerst Op de boomgrens (1969) in het Nederlands uit. Een bundel met drie verhalen van de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard (1931-1989). Verhalen waarin onverbiddelijk afgekoerst wordt op een wanhopig einde.

bernhard-boomgrensDe bundel opent met een verhaal over een schrijvende gevangene die vlak voor zijn vrijlating huiverig is voor de wereld buiten de poort die ‘dampte van hopeloosheid’. Wellicht een metafoor voor de positie van de schrijver of specifieker voor de schrijver Thomas Bernhard. Althans dat wordt gesuggereerd in het nawoord. Verhalen van Bernhard worden net als verhalen van Kafka gekenmerkt door een onbepaaldheid, waardoor het ondoenlijk wordt om een eenduidige betekenis aan te geven.

Het onheilspellende ‘De Italiaan. Fragment’ handelt over een massagraf voor Polen vermoord in de oorlog:

Ze waren in het paviljoen ondergebracht. Ze hadden in het paviljoen het einde van de oorlog afgewacht. […] De Italiaan keek naar het paviljoen en zei: ‘Het slachthuis’. Ik zei dat ik, op de dag van de moordpartij, het geschreeuw van die Polen vanuit het paviljoen in mijn kamer heb kunnen horen. Jarenlang heb ik in de omgeving van het paviljoen en waar dan ook ‘s nachts dat geschreeuw gehoord.

Nu zijn ze in afwachting van de begrafenis van zijn vader die na zijn zelfmoord opgebaard ligt in het paviljoen.

Het titelverhaal is het sterkst. Een jongeman, overgeplaatst naar een nietszeggend klein stadje in de bergen schrijft een brief aan zijn zwangere vriendin. Hij raadt haar aan nog even te wachten met over te komen als plotseling een man en een vrouw binnen komen. Zijn fantasie gaat met hem aan de haal, of misschien is hier de schrijver in hem aan het werk:

Dat hij nog steeds meer op zijn vader is gaan lijken beangstigt haar. Er is sprake van vuistslagen in het gezicht van broers en neven, van zware lichamelijke mishandeling, van vertrouwensbreuken, van meedogenloosheid zijnerzijds. […] Op weg naar hun school hadden ze allebei door een donker woud gemoeten, waar ze bang waren. Ze moesten denken aan de uit Gollersdorf ontsnapte gevangene die ze gevonden hadden en die, in zijn gevangeniskleren, over een boomstronk in het woud gevallen was. Hij was aan een diepe hoofdwond doodgebloed en door vossen aangevreten.

Bij Bernhard lijkt iedere scène een vooruitwijzing of en metafoor te zijn. Hoe meer op dreef Bernhard is, hoe ellendiger het eindigt. Het loopt gelukkig ook slecht met ze af:

Gisteren, de achtentwintigste, is hij bij verrassing door twee houtslepers gevonden, vlak onder de boomgrens boven Muhlbach, bevroren en toegedekt door twee door hem doodgeslagen flinke berggeiten.

Rieuwert Krol

Thomas Bernhard – Op de boomgrens. Vertaald door Gerard Bes en Philip Grisel. IJzer, Utrecht. 82 blz. € 16,50.