Stal

Het is dit jaar wat lastiger om de kerstgedachte te laten indalen dan andere jaren. Het is toch een beetje alsof je je verjaardag viert, terwijl het huis van de buren in brand staat. Mijn fysiotherapeut vertelde dat hij naar de kerstmarkt was geweest op landgoed Nienoord, waar tientallen kerststalletjes stonden. De dag erna reed in Berlijn een religieuze gek onschuldige mensen dood die ook maar gewoon naar een kerstmarkt waren gegaan voor de gezelligheid. Ga daarna nog maar onbevangen naar een kerstmarkt toe. Het is bijna een daad van verzet.

De fysio had de wachtkamer versierd met een klein kerstboompje dat gewurgd werd door enkele slingers en daarnaast stond een kerststalletje. Van huis uit was hij katholiek, wij waren nederlands hervormd en dat betekende dat er vroeger geen stalletje in huis kwam. Rooms gedoe. Wij waren vroeger ook streng in het optuigen van de kerstboom. Gekleurde ballen en slingers waren uit den boze: goedkope kitsch, speciaal bedacht voor katholieken. Mijn ouders waren al in de zestig toen ze zichzelf voor het eerst een kerststalletje toestonden.

Zo’n stalletje komt er bij mij als overtuigd atheïst ook niet in. Toch is er wel een kleilaag van het geloof blijven plakken in het geheugen. Een pijler van beschaving die je ook via de humanistische weg kan binnenkrijgen. Het opvangen van vreemdelingen, van mensen in nood is goed. Natuurlijk zitten er tussen al die mensen die op de vlucht zijn ook radicale moslims die het doodrijden en afslachten van anderen als hun levensdoel zien. Die malloten haal je niet uit de stroom en toch ontslaat het je niet van de plicht om anderen op te vangen. Ik snap niet dat je niet kunt inzien dat de meeste mensen op de vlucht zijn voor diezelfde godsdienstwaanzinnigen. Uiteindelijk komt het neer op de vraag of je plaats hebt in de herberg of niet.

Ik ben een atheïst met geloof in mensen. Mijn goedhartigheid wordt wellicht ook veroorzaakt door de hoeveelheid verdovende medicijnen die ik slik. ‘Je kijkt veel vriendelijker uit je ogen,’ zei een collega. ‘Ik word er een beetje bang van.’

Coen Peppelenbos

Deze column stond eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 24 december 2016.