Verhulst vergeet door te trekken en laat een hoop liggen

Dimitri Verhulst wijdt zijn roman Het leven gezien van beneden aan ‘het vrije woord’ en aan hen die er voor vochten, vechten en die er nog voor zullen vechten: auteurs zoals Anton Cherkezov die zich na de première van zijn eerste toneelstuk mag verheugen in een bezoek aan de ondervragingskelder van de Bulgaarse geheime dienst. Hoofdpersoon Liliya Dimova de geliefde van Cherkezov, telg uit een aristocratisch geslacht van denkers, dromers en vechters heeft een grote liefde voor literatuur. Haar interesse gaat vooral uit naar auteurs die door het communistische regime door het slijk gehaald worden.

Het dreigement dat het met Liliya net zo af zal lopen als met de vrouw van Prokofjev en dat hij naar concentratiekamp Belene gebracht zal worden, is voldoende om het ‘aanbod’ om journalistieke stukken voor het regime te schrijven, te accepteren. Alles liever dan een heropvoeding in Belene waar al je komt ‘door het dansen van de twist, het dragen van te strakke broeken, het lakken van de teennagels in de verkeerde kleur of het dragen van een te hoerige rok.’ Voortaan pleegt hij verraad aan de waarheid: iets wat ervoor zorgt dat hij volledig geïsoleerd raakt. Als hij twee jaar later een artikel moet schrijven over de toekenning van de Nobelprijs aan Michail Sjolokov, een schrijver die ook nu nog ter discussie staat (hij zou een batterij aan ghostwriters achter zich hebben staan, zijn meesterwerk En stilletjes stroomt de Don zou plagiaat zijn), kan hij dit alleen maar verdragen door veelvuldig naar de fles te grijpen. Uiteindelijk zal dat zijn ondergang betekenen: De Partij had gekregen wat ze wou; ze hoefden hem niet meer naar de kampen te sturen. Problemen lossen zichzelf op.

Voor Liliya is vrolijkheid de beste vorm van protest tegen een regime dat parasiteert op somberheid en verdriet. Als een kokette kettingrookster, bij voorkeur obscene grappen vertellend en met een vocabulaire waarin honderdeenenzeventig synoniemen voor vagina zijn opgenomen, gaat ze door het leven. Ze lijkt maar een levensproject te hebben: de literaire dood van Michail Sjolochov, ‘schrijver der schrijvers, vuurtoren in de literaire duisternis, kroonjuweel van het socialistisch realisme, verplichte kost in de troggen van de lettervreters.’ De manier waarop ze dit verzet pleegt, is geniaal. Ze gebruikt het toilet als plaats van de revolutie. Gul voorziet ze haar gasten van eclairs, zelf gebakken, volgens geheim recept. Als de gasten vervolgens al vrij snel gebruik moeten maken van het toilet, vinden ze daar geen toiletpapier, maar dienen ze hun billen schoon te vegen met de werken van Michail Sjolochov, winnaar van de Nobelprijs.

Voor Verhulst moet Liliya een geschenk uit de hemel zijn: zij geeft hem alle ruimte om flink te schelden en ongegeneerd poep- en piesgrappen te maken. Wat moet dat heerlijk zijn! Het verzet van Liliya is subtiel, net als dat van Anton die blijkt te beschikken over een gevleugelde armada van strontonauten: duiven die zo getraind zijn dat ze bij voorkeur de standbeelden van het regime beschijten. Gelukkig biedt Verhulst (veel) meer dan alleen platte humor. In een verhaal dat grillig heen-en-weer springt tussen 1918 en 2015, geeft hij ook zijn kijk op de wereld, waarbij hij verschillende stijlen hanteert. Cynisch als hij het bombardement op Sofia beschrijft:

Elke Amerikaanse gevechtspiloot die de kwintessens van oorlog vatte, moet het een plezier hebben gevonden om de dertigste maart 1944 Sofia te bombarderen: een prachtige stad, verslaafd aan jazz en voetbal, levendig als nooit voorheen, bevolkt door mensen wier talent voor vrolijkheid al vaker op de proef was gesteld maar die ondanks alles volhardden in de lach. (…) de stad was op een kleine vijftig jaar tijd van een bescheiden gemeente met elfduizend inwoners in een driehonderdduizend zielen tellende beginnende metropool gemetamorfoseerd. Zoiets verhoogde de kansen van de Amerikaanse soldaten op een voltreffer aanzienlijk. Zelfs voor een schele schutter viel er eer te rapen. Ook met een hopeloos verdwaalde kogel viel iets prachtigs nog, een kind misschien, kapot te schieten.

Boos, als hij constateert dat dit bombardement volkomen onterecht was, aangezien de Bulgaren niet één jood aan de nazi’s hebben uitgeleverd, het gewone volk niet had aanvaard dat er ook maar één wagon richting concentratiekamp was gegaan, maar dat alleen de regering haar geweten aan de Führer had verkocht. Ironisch, als hij Liliya op haar laatste dag laat ontdekken dat Bulgarije, een kwart eeuw na de val van de muur, schreeuwt om een muur. Niet om Bulgaren binnen te houden, maar om Syrische vluchtelingen buiten te houden.

Met Het leven gezien van beneden zet Verhulst een kritische beschouwing neer die vooral draait om de macht en onmacht van kunstenaars. Schrijvers hadden zich te houden aan de eisen die het communisme aan literatuur stelde. Deden ze dat niet, dan werden ze gedeporteerd. Het is duidelijk welke kant Verhulst kiest en precies op dit punt laat hij de kans op een indrukwekkend meesterwerk liggen. De auteur trekt de ervaringen uit het verleden van Bulgarije niet door naar de hedendaagse werkelijkheid waardoor Het leven gezien van beneden niet meer is dan een goedgeschreven en aantrekkelijke historische roman, waarvan we meewarig afscheid nemen. Ook nu worden op diverse plaatsen in de wereld auteurs bedreigd of gevangen gezet door hun regime. Anderen moeten vluchten of onderwerpen zich aan de wetten van de censuur. Door het verleden van Bulgaarse en Russische schrijvers te koppelen aan schrijvers van nu, had Verhulst een echt statement dat blijvend indruk maakt, kunnen schrijven. Ronkend van woede, met rake zinnen die je af en toe naar de keel grijpen: precies zoals we dat van Verhulst gewend zijn.

Geertje Otten

Dimitri Verhulst – Het leven gezien van beneden. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 158 blz. € 19,99.