De macht van de taal

In de nieuwe roman van Delphine de Vigan ontmoeten we een schrijfster met een writer’s block. De schrijfster woont in Parijs. Haar naam is Delphine. Haar laatste roman, over haar moeder die zelfmoord pleegde, is een enorm succes geworden en ze worstelt met het vervreemdende isolement waarin ze is beland. Haar eigen verhaal is haar als het ware ontglipt: ‘Het boek was een soort spiegel waarvan de scherpdiepte en de contouren me niet meer toebehoorden.’ Zo erg zelfs dat haar naam op het boek een leugen is en niet meer waarde heeft dan een ‘klodder duivenpoep.’ Ze ontvangt dreigbrieven van een familielid dat niet gecharmeerd is van haar vertolking van het familiedrama, en haar kinderen, de tweeling Louise en Paul, staan op het punt uit huis te gaan. In deze nieuwe leegte moet ze zichzelf weten te hervinden, als schrijfster, als moeder, als vrouw. En juist op dit wankele moment komt L. haar leven binnen.

De vriendschap met L. – een ghostwriter die Delphine graag wil helpen haar writer’s block te overwinnen – ontwikkelt zich razendsnel. Het heeft iets weg van de intense vriendschappen tussen tienermeisjes, waar de opbloeiende identiteit zich vastklampt aan de ander, maar die de ander ook gebruikt als baken om het eigen karakter beter te kunnen uittekenen. Zo ook bij Delphine en L. De onmiddellijke intimiteit die L. aan de dag legt – het akelige talent om meteen haar vinger op de zere plek van de ziel te leggen, als een lijfelijke aanraking – fascineert haar. L. is mooi en zelfverzekerd; ze dramatiseert haar eigen leven en dat van anderen. Delphine voelt hoe haar ‘lang gekoesterde verlangen om een ander te zijn’ wordt aangewakkerd in het bijzijn van L., en ze ervaart weer de onzekerheid die ze in haar jeugd voelde. Net als bij een jonge verliefdheid weet Delphine vaak niet precies waarom ze de dingen zo doet zoals ze ze doet; haar motivaties lijken haar te ontglippen, net als, op een snelle en verontrustende wijze, haar eigen verhaal.

De contouren van de vriendschap, die zich nooit in het openbaar afspeelt, beginnen langzaam te vervagen; L. schiet te hulp waar Delphine het laat afweten en neemt zo ongemerkt steeds meer ruimte in haar psyche in. De drie fasen in hun relatie, overeenkomstig de drie delen van de roman, klinken als een klassiek drieluik: verleiding – depressie – verraad. Elk deel wordt ingeleid door een citaat van Stephen King. Als lezer raak je bijna zelf verstrengeld in de psychologische dynamiek tussen Delphine en de mysterieuze L., en daar waar ooit nog gaatjes zaten – om op adem te komen, zelfs te ontsnappen – is de muur al snel dichtgemetseld. In plaats van een pantser waarmee ze zich tegen de buitenwereld kan wapenen zoals ze gewend was, wordt de taal voor Delphine een verraderlijk terrein; waar ze vroeger intimiteit, houvast en grip ervoer, vindt ze nu, overweldigt door haar writer’s block, vooral onrust, onmacht en angst. Ze klampt zich vast, maar de woorden verliezen hun beschermende kwaliteit, veranderen in een bron van onbetrouwbaarheid. Deze enorme kwetsbaarheid gaat samen met een uitermate gedetailleerde interesse in het karakter van L. Voor Delphine worden de details en de chronologie steeds waziger, en L. – die de taal weet te bespelen – zuigt Delphine als het ware onbeschermd de afgrond van haar fantasie in. Hun vriendschap wordt een manier om in de ander dat te vinden, wat in onszelf slechts in latente of onderdrukte vorm aanwezig is; een duistere spiegel zonder vaste vormen.

Het hart van het boek, tevens het keerpunt, is de confrontatie die Delphine heeft met haar steeds heviger wordende schaduw; een discussie – hoe kan het ook anders – over de rol van ‘het waargebeurde’ in de literatuur. L., als het donkere geweten, de duistere onderlaag van Delphine’s ziel, hamert erop dat lezers enkel geïnteresseerd zijn in het ware verhaal achter een roman. Dit brengt Delphine aan het wankelen – wat zijn hiervan de implicaties voor haar eigen werk? – maar ze verhardt in de overtuiging dat het waargebeurde verhaal een illusie is. ‘Iedere tekst over jezelf is een roman.’ Maar de lezer wil weten wat waarheid is, wat fictie. ‘De lezer,’ zegt ze, ‘was altijd bereid om te zwichten voor de illusie en fictie voor werkelijkheid te houden.’ De Franse titel, D’après une histoire vraie, omarmt deze dubbelzinnigheid beter dan de Nederlandse; ‘gebaseerd op een waargebeurd verhaal’… of niet? Bestaat zoiets überhaupt, of is alles altijd hoe dan ook fictie?

Dit is een onuitputtelijk thema. Is het mogelijk om met autobiografisch materiaal een ‘universele waarheid’ aan het licht te brengen? Wat is de meerwaarde van het authentieke, het alledaagse, het persoonlijke? Dit zijn vragen die de gemoederen van schrijvers en lezers bezighouden. Is het inderdaad zo dat je vrij bent in literatuur, je alles kunt schrijven? Of ben je gebonden aan bepaalde spelregels? Het lijkt alsof Delphine de Vigan een manier gevonden heeft om bijna vrij en onbevangen over haar eigen leven te schrijven, een bron van zoveel literair materiaal. Bijna. Want Het ware verhaal van haar en mij zit zo ingenieus in elkaar dat het hier om niets anders kan gaan dan een literair hoogstandje. Dat wil zeggen: de deskundige vorm van het verhaal maakt het tot fictie. Vakkundig bewerkt ze de taal en dus ook onze perceptie van de werkelijkheid. Ze daagt de lezer uit het ware van het onware te onderscheiden, maar in dit proces ontrafelt al snel het literaire richtingsgevoel: is het niet omgedraaid, en is de roman, gepresenteerd als een waargebeurd verhaal, niet vrijwel geheel verzonnen?

Deze bewuste verwarring spoort aan – soms met tegenzin – tot het loslaten van het plot, de vastomlijnde grenzen tussen werkelijkheid en fictie. De roman wordt een pleidooi voor een verhaal waarmee we uiteindelijk zelf kunnen leven; en tegelijk voor verontrustende feiten, ontworteldheid, en een gebrek aan geruststelling. Wat past beter bij onze tijd dan dit? Uiteindelijk is het Delphine, de schrijver en het personage, die gelouterd uit deze strijd komt. Het ware verhaal van haar en mij is een onthutsende leeservaring die de lezer deel maakt van de verwarrende zoektocht naar authenticiteit. Bij De Vigan wordt het alledaagse bijzonder en het buitengewone plausibel; en de spanningsboog is haar grote voorbeeld King waardig. Waar het om gaat is het omarmen van de onduidelijkheid, het berusten in het niet-weten, iets wat in de literatuur bijna net zo moeilijk blijkt als in het ‘echte leven.’

Ilse Josepha Lazaroms

Delphine de Vigan – Het ware verhaal van haar en mij. Vertaald door Floor Borsboom en Eef Gratama. De Geus, Amsterdam. 380 blz. € 21,95.