Op basis van 140 rijmwoorden schreef de Dordtse dichter Pieter Breman 120.291.408.044.097.638.400.000, zeg 120 triljard, sonnetten. Dat is, zacht uitgedrukt, nogal wat. Tegen de tijd dat je uitgelezen bent, zijn de dinosaurussen terug op aarde — als de aarde dan nog bestaat.

De sonnetten van Breman (Zwolle, 1948) zijn te lezen op zijn sonnettengenerator op internet. Hij schreef ze niet echt alle 120 triljard: na tien stuks hield hij het voor gezien. Meer had hij er ook niet nodig. Het was met Jeroen Slemmer dat hij de sonnettengenerator ontwikkelde.

Zijn inspiratiebron: Cent mille milliards de poèmes van Raymond Queneau (1903–1976). Die was dichter, schrijver, wiskundige; zijn Stijloefeningen werd dankzij de vertaling (of bewerking, een beter woord) van Rudy Kousbroek een bestseller in Nederland. In zijn ‘Honderdduizend miljard gedichten’ publiceerde hij tien sonnetten met dezelfde rijmklanken. Het idee was dat elke van die 140 regels met dertien andere van die 140 regels zou kunnen worden gecombineerd tot een nieuw sonnet. Dat zou dan tien tot de veertiende macht aan mogelijkheden opleveren.

Dat beperkte aantal had te maken met de boekvorm waarin Queneau die miljarden gedichten publiceerde. Elke regel bleef op zijn oorspronkelijke positie, verder kon je naar hartelust je gang gaan.

Nee, dan Pieter Breman. Die liet de vaste plek van de regels los, waardoor het aantal varianten met een exponent die mij als alfa ver te boven gaat toenam tot die 120 triljard. ‘Het getal is zo groot dat er, statistisch gezien, fantastische sonnetten zullen voorkomen, naast een ongetwijfeld opmerkelijke hoeveelheid mooi vormgegeven wartaal en onzin,’ zegt Pieter Breman. Hij heeft, net als Queneau in zijn boek uit 1961, ook een foutje op het gebied van de rijmwoorden verstopt in de generator. ‘Dat is niet moeilijk te vinden, want komt ruim 12 triljard keer voor.’ Op zoek!