De speler verliest altijd

Thema van de Boekenweek is dit jaar ‘Verboden vruchten’. Er zijn inderdaad heel wat romans die over verboden vruchten gaan, zoals er ook heel wat romans zijn die zelf verboden vruchten zijn geweest. Maar hoeveel boeken zijn er, waarvan ook de recensie lang een verboden vrucht is geweest? Ik ken er maar één. Dat is Monaco van Marcellus Emants. In 1985 schreef ik daarover een recensie die vanwege een curieus veto nooit het daglicht heeft gezien. Niet omdat het geen goed stuk was, nee, de strekking ervan deugde niet.

Gelukkig heb ik hem nog steeds, die recensie, de doorslag ervan blijkt, enigszins uitgebleekt in mijn al even verkleurde exemplaar van Monaco te steken, zodat ik hem na 32 jaar alsnog aan de openbaarheid kan prijsgeven. Maar eerst iets meer over het verbod. Dat had te maken met mijn opdrachtgever. In het voorjaar van 1985 werd ik benaderd door Dirk Ayelt Kooiman, oprichter en redacteur van De Revisor. Voor het tijdschrift Casino van de Stichting Holland Casino zocht hij auteurs die over boeken konden schrijven die zich in casino’s afspeelden. Wilde ik dat?

Ja, dat wilde ik wel. Ik werkte als criminoloog op het SCP en recenseerde literatuur als freelancer en ik bood aan voor Casino een stuk te schrijven over een van de weinige Nederlandse klassieken die over het casino hadden geschreven: Marcellus Emants, met Monaco. Alles in dat boek loopt slecht af, maar volgens mij liepen boeken die in casino’s speelden bijna altijd slecht af, dus dat zou geen probleem moeten zijn. Ook Kooiman dacht dat zoiets wel moest kunnen. Ondergang hoorde erbij, in het casino.

Dat zag de Stichting Holland Casino anders. Toen ik mijn stuk had ingeleverd, liet de sponsor weten het niet zo’n goed idee te vinden om zoveel nadruk te leggen op de venijnige karakterisering die Emants van de casinobezoeker geeft. Ik werd netjes volgens het contract uitbetaald, duizend gulden – opgebracht door al die arme gokkers aan het Leidseplein, maar mijn stuk verdween ongepubliceerd in de papierversnipperaar… Vandaar nu, met dank aan het casino, deze sterk verlate primeur:

Onder de schaarse schrijvers die serieus hebben geprobeerd de aantrekkingskracht van het Casino te analyseren neemt de Nederlander Marcellus Emants (1848-1923) zonder twijfel een bijzondere plaats in. Ruim een eeuw geleden, in 1878, publiceerde deze telg uit een oude Haagse patriciërsfamilie onder de titel Monaco een drietal novellen die elk een bezoeker van het toen nog maar net geopende Casino in Monte Carlo tot hoofdpersoon hebben. De eerst twee verhalen beschrijven twee jonge heren van niet al te welvarende komaf, die min of meer bij toeval in het vorstendom aan de Riviera verzeild zijn geraakt. Het aangrijpende derde verhaal gaat over een wat oudere Pool, Osinsky, die na enkele zware tegenslagen vergetelheid in het spel zoekt en daar al snel zijn vermogen verliest aan de malicieuze Casinobaas Francois Blanc. In de eerste twee verhalen speelt deze Pool ook al een rol, maar slechts een bijrol. Uit wraak tegen het Casino probeert hij de onbezonnen jongeren uit die verhalen van een smadelijke ondergang te redden.

Van Marcellus Emants, die in 1876 zelf geruime tijd in Monaco verbleef, kun je niet zeggen dat hij veel oog had voor de charmes van het roulettespel en voor de gecompliceerde karakters van de geregelde speler. Terwijl andere boeken over casino’s vaak mensen laten zien die de strijd aangaan met het noodlot, ridders zonder vrees, bon-vivants die hebben afgerekend met de beklemmende middelmaat, ziet Marcellus Emants in het Casino uitsluitend zwakkelingen. In zijn boek beschrijft hij veel beklagenswaardige schepsels zonder ruggengraat die koortsig in de speelzaal proberen te bereiken wat andere, begaafdere mensen door inspanning of talent weten te verwerven.

In navolging van Lamartine noemt Emants in een streng voorwoord de speler iemand die de kiemen van een held in zich heeft, maar uit die kiemen is, och arme, een misgewas voortgesproten. De speler zelf treft daarvoor nauwelijks blaam, nee, het is zijn omgeving die heeft verhinderd dat de held tot bloei kwam. De kiemen kunnen in een schrale bodem zijn gevallen, de ontluikende plant kan slecht verzorgd zijn, of zijn uitgebot in een verkeerd jaargetijde. Bloeien zal hij echter nooit.
Dat de geregelde speler ernaar streeft om over anderen de baas te spelen, vindt Emants minder ernstig. Dat wil in zijn visie iedereen die iets voorstelt in deze wereld. Maar hij verafschuwt dat de speler hiervoor geen genie, geen arbeid en geen tijd overheeft. De gokker, schrijft Emants, voelt dat zijn volharding en zijn krachten te kort schieten om de menigte van hinderpalen te overwinnen die hem naar alle zijden de weg versperren. De gokker ziet in dat hij, in plaats van te heersen, dienstbaar aan anderen zal moeten zijn, dan wel dat hij op een lagere trap zal moeten gebieden, en op dat moment lijkt alleen het toeval in staat om hem toch de begeerde macht te verschaffen. Het gaat er dan nog slechts om dit toeval aan zich te onderwerpen. Met één slag wil de gokker overwinnen, maar in het boek van Emants is er niemand aan wie dit lukt.

Aan het begin van het tweede verhaal, waarin de noodlottige liefde van een jeugdige student voor een rijpere cocotte wordt beschreven, vergelijkt Marcellus Emants heel mooi het leven in Monte Carlo met het leven in het kuuroord Karslbad – Emants had daar in 1877 enige tijd een rustkuur gevolgd. In geen van beide plaatsen, schrijft hij, bestaat een echt seizoen. Een ziekte, en dat het gokken een ziekte is staat voor hem wel vast, vraagt nu eenmaal niet naar een geschikt tijdstip om uit te breken. Maar zowel in Karlsbad als in Monaco wisselt de toeloop met het wisselen van de jaargetijden: het aantal spelers aan de Middellandse Zee is in de zomer al even gering als het aantal zenuwlijders ’s winters in Karlsbad.

De verklaring die Emants hiervoor geeft, is even komisch als meelevend: de speelmanie gaat gepaard met een sterk verhoogde warmte-uitstraling en in de zomer werkt de hitte remmend op dit proces. Waar de wilskracht en het karakter van de speler tekort schieten, kan alleen de stoffelijke natuur nog hulp bieden. Een zwakke geest kan uit zichzelf niet genezen, maar door de inwerking van de materie kan hij in een enkel geval nog gered worden.

Voor de drie personages in de novellen van Emants komt deze redding elke keer te laat. Alle drie eindigen hun avonturen aan de goktafel in de dood. In het eerste verhaal sterft de arme, jonge Griek nadat hij eerst de laatste spaarcentjes van zijn moeder, een weduwe, aan de bank heeft geofferd en vervolgens bij dubieuze casinobezoekers onmogelijke leningen is aangegaan. In het tweede verhaal schiet de jeugdige student zich door het hoofd omdat de vrouw voor wie hij zich in het gokken heeft gestort inmiddels een ander als minnaar heeft. En in het laatste verhaal maakt de berooide Pool een eind aan zijn leven omdat hij, ontdaan van zijn nationale trots en zijn familiekapitaal, het idee niet kan verdragen dat hij zich met een baantje in de industrie staande zal moeten houden. Dan maar liever dood. In een afscheidsbrief aan zijn vriendin schrijft hij: ‘O, dat ik zo moet eindigen! Vaarwel.’

De drie verhalen in Monaco behoren tot de eerste prozapublicates van Marcellus Emants. Toen het boek verscheen, was hij dertig. Tot die tijd had hij zich voornamelijk met journalistiek en toneelwerk bezig gehouden. De romans en toneelstukken die hij na Monaco nog zou schrijven, zouden aanzienlijk meer bekendheid krijgen dan zijn debuut, dat velen, ten onrechte, als een inferieur product zijn blijven zien.

Het heeft dan ook iets tragisch dat juist dit ene boek dat over het winnen en verliezen van geld gaat, de auteur zo weinig heeft opgeleverd. In het voorwoord wordt niemand minder dan Shakespeare ten voorbeeld gesteld aan de armzalige gokkers die niet op een normale manier de wereld aan hun voeten weten te krijgen, maar alles wijst erop dat ook Emants in zijn verblijf in Monaco aanzienlijk meer heeft geïnvesteerd dan hij er later, in de vorm van royalty’s, voor terug heeft ontvangen.
Of Emants ook zelf aan de speeltafel heeft plaatsgenomen en of hij daar heeft gewonnen of verloren is helaas niet bekend. Zijn hele vermogen is hij er in ieder geval niet kwijtgeraakt Wel bekend is dat hij voor de publicatie van Monaco naar alle waarschijnlijkheid nooit één cent heeft ontvangen. Wanneer hij later in een brief aan zijn vriend Frits Smit Kleine schrijft hoeveel geld hij voor zijn verschillende boeken heeft gekregen, komt Monaco in dit overzicht niet voor. Ja, Emants heeft zelfs moeten toezien hoe zijn uitgever een tweede druk van het boek in de handel heeft gebracht zonder hem daarover iets te zeggen, laat staan dat hij ervoor uitbetaald is.

Gelukkig zijn wij er nu om hem, zij het postuum, toch nog enige roem te verschaffen voor dit fraaie debuut. Dan heeft zijn verblijf tussen de spelers van Monaco toch nog iets opgeleverd. Bovendien is zijn boek na anderhalve eeuw nog altijd verkrijgbaar, wat velen van zijn generatie hem niet kunnen nazeggen.

Reinjan Mulder

Marcellus Emants – Monaco. Veen, Utrecht. 224 blz.