Een gevangen schrijverschap

Als de Amerikaanse schrijver Glenway Wescott in 1987 op zesentachtigjarige leeftijd overlijdt, laat hij een overzichtelijk oeuvre na. The Pilgrim Hawk (1940) en Apartment in Athens (1945) zijn zijn bekendste werken – aan het begin van deze eeuw nog in het Nederlands vertaald – maar daarna heeft hij tot aan het eind van zijn leven geen fictie meer geschreven. Theaterregisseur Rudi Meulemans toog naar de Verenigde Staten om in Beinecke Library van de Yale University om alle notities en dagboeken van Wescott van 1919 tot aan het eind van zijn leven door te nemen.

Voorbij de grenzen laat een ‘verborgen’ schrijversleven zien, want alle notities die Wescott maakt, zijn niet voor de openbaarheid bedoeld. Als homoseksueel is het voor hem onmogelijk om over de gevoelens die hem aangaan fictie te schrijven. Centraal in het boek staat de levenslange relatie die Wescott had met Monroe Wheeler, die later directeur van het Museum of Modern Art werd en de driehoeksrelatie met de fotograaf George Platt Lynes. Hij zal niet de enige blijven in een stoet van minnaars die Wescott en Wheeler tot hun leven toelaten. Wescott kijkt wel met enige jaloezie naar zijn jongere collega’s als Gore Vidal en Truman Capote die na de oorlog openlijker over hun seksuele voorkeur schrijven, maar hij zit nog gevangen in een tijd waarin het openlijk hebben van een homoseksuele relatie kon leiden tot gevangenschap. E.M. Forster durfde bijvoorbeeld zijn roman Maurice, over een homoseksuele relatie, niet tijdens zijn leven uit te geven. Met behulp van zijn vrienden Wescott en Christopher Isherwood werd het een jaar na de dood van Forster gepubliceerd.

Wescott publiceert nauwelijks, maar heeft wel een boeiend seksueel bestaan, onder meer met de bekende seksuoloog Alfred Kinsey en daar doet hij ook verslag van in zijn aantekeningen. Meulemans laat ons daar maar fragmentarisch iets van zien al zijn grote delen van die dagboeken wel verschenen na de dood van Wescott. Af en toe fictionaliseert hij wat hij in dagboekvorm gevonden heeft, dan weer voegt hij volstrekt overbodige uitstapjes naar zijn eigen leven toe. Wescott had een driehoeksverhouding en ja, ook Meulemans heeft een jaar in een driehoeksrelatie geleefd. Het is allemaal wat schools genoteerd.

Af en toe zit er een rare fout in het boek. Zo wordt gesproken over het ‘optimistische vooruitzicht waarmee president Rockefeller het Amerikaanse volk hoop wilde aanpraten.’ President Rockefeller? De schilder van homoseksuele kunst, Steve Masters, heeft de naam van de komiek Steve Martin gekregen.

Het boek komt pas echt tot leven als de laatste dagboeken zijn dichtgeslagen en Meulemans op zoek gaat naar Haymeadows, het huis op het land waar Wescott zijn laatste jaren doorbracht. Daar ontmoet hij nog een stokoude minnaar van de schrijver die nu het huis bewoont. In die laatste vijftig bladzijden ontmoet je de ware Glenway Wescott die de rest van het boek van papier bleef.

Coen Peppelenbos

Rudi Meulemans – Voorbij de grenzen. Hollands Diep, Amsterdam. 320 blz. € 19,99.

Deze recensie stond eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 17 maart 2017.