Op en neer

‘Alexander Koesjner (1936) wordt gezien als de grand old man van de Russische poëzie, hij is een gelauwerd vakman, die in zijn geboorteland al jaren aan de top staat.’ aldus de achterflap van Apollo in de sneeuw, een kleine keuze uit zijn gedichten 1962-1996, in de vertaling van Peter Zeeman. Ik kan helaas geen Russisch lezen en kan dus ook de vertaling niet op haar merites beoordelen, maar mij verbaast deze lof.

Het eerste gedicht is TWEE JONGENS:

Twee jongens, lummels die de tijd verbrassen,
Geen paraplu’s, geen truien aan, geen jassen.
Ze zitten op een wip daar in de regen,
Zijn door hun liedjes heen – soms zit het tegen…
Wat is het morgen? Maandag of toch vrijdag?
Het lijkt ze dat hun jeugd maar niet voorbijgaat.
De ene gaat omhoog, de andere naar beneden.
Een vlindertje is op een schouder neergestreken.
Omhoog, omlaag van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.
Geen zorgen en geen liefde, zelfs geen kattenkwaad.
En alles nog in ’t verschiet – achter een zee
Van paardenbloemen.
                                   Voel me net een van die twee.

Koesjner schrijft klassieke versvormen met rijmschema’s en versvoeten. Vertaal dat maar eens! Zeeman begint met aa bb en ook verder in het gedicht vindt hij oplossingen voor gepaard rijm. Elders moet hij zijn toevlucht nemen tot assonantie. Dat is allemaal heel begrijpelijk. Misschien klinkt het Russisch heel lyrisch, maar ik vind het rijm in dit gedicht behoorlijk flauw: in de regen / soms zit het tegen. Inhoudelijk kan het gedicht me niet boeien, laat staan opwinden. De slotregel zou ik geschrapt hebben.

Het tweede gedicht schetst de activiteiten van een jongleur:

Gewichtloos zoals de planeten,
Wier banen ik begrijp noch ken,
Doen glazen zwaartekracht vergeten
En keren feilloos terug naar hem.

Dat is toch eigenlijk onzin? Gewichtloos zoals de planeten? Keren feilloos terug naar hem?
De vierde strofe:

En zonder uit de toon te vallen
Gaan rap als eekhoorns glazen rond.
‘Hé, assistente! Schotels, ballen!
En raap die kegel van de grond!

Rap als eekhoorns de glazen?
Het gedicht eindigt met:

Als Shiva heerst hij, deze maestro,
Want hij bezit een hand of tien.

Shiva moet kennelijk worden uitgelegd.

Het titelgedicht APOLLO IN DE SNEEUW verwijst naar een kopie van de Apollo Belvedère, die staat in het park van het paleis in Pavlovsk bij Sint- Petersburg.

Een dik besneeuwde zuilengalerij.
Plus een Apollo, met een witte pet
Over zijn krans. Koolmezen zijn nabij,
Hij kijkt geboeid, in driftsneeuw vastgezet.
Ai, dat geschitter en die scherpe pijn
Van ’t zilverstof dat in zijn ogen waait!
Hij is verkleumd, doorweekt, van tot tot teen
Met haarscheurtjes en ijsbulten bezaaid.

Doorweekt? Is het beeld doorweekt? Met ijsbulten?
De volgende strofen verwijzen naar het zuidelijke beeld, omgeven door olijfboom en cipres. Overigens staat dit in het Apostolisch Paleis te Vaticaanstad. Het beeld in Pavlovsk heeft het maar moeilijk in sneeuw en kou.

Waar doen deze gedichten me toch aan denken? Aan de verzen van Jan Kal.

En dan te bedenken dat volgens de achterflap Joseph Brodsky zich lovend over Koesjner heeft uitgelaten en hem heeft bestempeld als ‘een van de beste lyrische dichters van de twintigste eeuw’. Dat moet dan toch te danken zijn aan de klanken van het Russisch.

Remco Ekkers

Alexander Koesjner – Apollo in de sneeuw. Gekozen, vertaald en van aantekeningen en een nawoord voorzien door Peter Zeeman. Koppernik, Asmterdam. 54 blz. € 15,00.