Superieure fictie van een autobiografisch gegeven

Het gebeurt zelden dat je van een boek denkt: jezus, wat een verhaal, niet simpelweg omdat het je heeft geraakt maar omdat het je heeft geschokt, door elkaar geschud, bij de strot gegrepen, misschien zelfs geradbraakt. Mij overkwam het bij Legende van een zelfmoord van de Amerikaanse schrijver David Vann.

Al in het eerste verhaal — in zijn dankbetuiging spreekt de auteur van ‘verhalen’, daarmee suggererend dat zijn debuut een verhalenbundel zou zijn, maar door de samenhang kan zonder probleem van een roman worden gesproken — sterft de vader van de verteller: door zelfmoord. Op zijn vissersboot, ergens in de wateren van Alaska, schiet hij met een .44 magnum zijn kop aan flarden.

Veel erger kan het niet worden, denkt de argeloze lezer, maar ja, het kan erger, het wordt erger en het wordt alleen maar nog erger.

Op de helft van het boek slaat David Vann toe. Het grootste deel van de roman wordt in beslag genomen door het hoofdstuk ‘Sukkwan Island’ dat uit twee delen bestaat, samen goed voor zo’n honderdtachtig bladzijden. Daaraan vooraf gaan drie hoofdstukken, erop volgen er nog twee. Niet alleen door zijn lengte onderscheidt ‘Sukkwan Island’ zich van de rest van het boek. In de korte hoofdstukken is een verteller aan het woord, Roy Fenn. Hij is dertien als zijn vader de trekker overhaalt. Roy woont dan al met zijn gescheiden moeder en zijn jongere zus in Californië. Zijn vader, die zijn tandartspraktijk verkocht om het avontuur te zoeken, een man in al zijn streven gefnuikt, trok steeds verder de wildernis van Alaska in.

Het middendeel van de roman vertelt over de vader, Jim, en de zoon, Roy, in de derde persoon. Jim heeft een hut gekocht op een overigens onbewoond eiland in de archipel van Alaska om daar een jaar met zijn zoon door te brengen. Er wordt hard gewerkt, want er moet hout komen voor de kachel en als na een bezoek van een beer de proviand is gedecimeerd, moet er gevist en gejaagd worden. Het regent dagen achter elkaar en dan is het nog zomer. De hel is er niets bij.

Op een dag verstapt de vader zich: hij stort omlaag in een ravijn. Roy sleept hem naar de hut waar hij een paar dagen later ontwaakt en zegt: ‘Ik heb echt geboft.’

Langzamerhand krijgen we een scherper beeld van de vader: een mislukkeling in alles wat hij ondernam en een pathologische vrouwenjager. Op geen van de vragen waar de overwinteraar in Alaska voor komt te staan, weet hij het antwoord. Zelden kom je wanhopiger (of hopelozer) mensen tegen.

Wie weet dat de vader zelfmoord pleegt en meent dat David Vann doende is om het verhaal die kant op te sturen, ziet totaal niet aankomen dat de romancier de geschiedenis naar zijn hand zet door radicaal af te wijken van wat er in werkelijkheid gebeurde. Hier is op superieure wijze fictie gemaakt van een autobiografisch gegeven en de lezer heeft er al die tijd met zijn neus bovenop gezeten toen de schrijver zijn familiedrama tot literatuur kneedde. De zoon heeft zijn leven lang de zelfmoord van zijn vader met zich meegezeuld om er uiteindelijk met terugwerkende kracht zin aan te geven als onderwerp van zijn roman, maar hoe slecht moet hij zijn verhaal laten aflopen om dat voor elkaar te krijgen?

In zijn dankbetuiging noemt David Vann het werk van zijn collega Cormac McCarthy als inspiratie. Diens No country for old men werd door de Coen Brothers schitterend verfilmd. Legende van een zelfmoord is daar net zo geknipt voor, maar wacht niet op de film: lees eerst dit onontkoombare boek.

Frank van Dijl

David Vann – Legende van een zelfmoord. De Bezige Bij.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP/De Tijd (februari 2011).