Een verzameling flauwiteiten

Er valt een goede bibliotheek te vullen met romans over vriendschappen. Daar kan er weer een bij. De achtentwintigjarige Arthur is pianist, maar als hij niet studeert, drinkt hij het liefst met vrienden. Bier, wijn, champagne, whisky, gin-tonic: alles komt voorbij. Het drinken gaat vergezeld met wezenloze gesprekken. Geen jalapeños, het debuut van pianist Thomas Beijer, wordt door uitgeverij Prometheus in de markt gezet als een humoristische roman, maar als je de verzameling flauwe dialogen en geestloze grapjes uit hebt zonder een keer te glimlachen, dan ga je ernstig twijfelen aan je gevoel van humor. Het Concertgebouworkest het Kroketgebouworkest noemen, je moet ervan houden.

Beijer lijkt goed gekeken te hebben naar De avonden van Gerard Reve. In die roman wordt toegewerkt naar Nieuwjaar, bij Beijer naar het nieuwe levensjaar van Arthur. De angstdromen van Frits van Egters komen terug als nachtmerries bij Arthur, de pesterige dialogen met zijn vrienden – al zijn die bij Reve veel pregnanter – zijn op herhaling en zelfs de angst voor kaalheid en daarmee voor de aftakeling speelt een rol in Geen jalapeños.

‘Hé, zei je nou serieus dat je grijs wordt? Ik zie geen één grijze haar.’
Ik wees naar mijn slaap. ‘Jawel. Hier.’
‘Ik zie niks.’
‘Kijk dan goed.’
Cuba Libre [een vriend van Arthur, CP] leunde over de tafel heen om mijn slapen te inspecteren. ‘Geen één,’ zei hij en hij liet zich weer terug in zijn stoel vallen.
‘Dat komt,’ zei ik terwijl ik de kurk uit de fles trok, ‘omdat ik kaal ben waar het grijs is.’

Bij Reve werden de gesprekken komisch omdat Frits van Egters een tragische figuur is die opgesloten zit in de gevangenis van het gezin. Bij Arthur de pianist ontbreekt die tragiek. Ja, zijn grote liefde heeft hem in de steek gelaten, ’s nachts wordt hij achterna gezeten door demonen en overdag krijgt hij het aan de stok met een boze buurman die zijn pianospel niet waardeert, maar dan lijken de tegenslagen wel zo’n beetje op te zijn.

Beijer heeft de roman in drie delen opgedeeld, waarbij het tweede deel – dat slechts zes bladzijden telt – gaat over het begin van een relatiebreuk met zijn grote liefde Nadia. De echte tragiek, een vader die zelfmoord heeft gepleegd (een autobiografisch gegeven) wordt eerder in een paar regels afgedaan. ‘Ik zei dat hij daar zelf voor had gekozen. Ze vroeg hoe oud ik was toen hij dat deed. Ik zei dat ik zes weken was. Ze zei dat ik dan zeker een ontzettend lelijke baby was.’ Grapje en klaar en verder gaat het verhaal over iets triviaals als de soep die mislukt is. Het zal allemaal wel diep symbolisch zijn en staan voor de uitzichtloosheid van de jonge mens, of zoiets, maar hebben we nu niet genoeg boeken gelezen over jongemannen met liefdesverdriet die te veel drinken en roken?

Coen Peppelenbos

Thomas Beijer – Geen jalapeños. Prometheus, Amsterdam. 174 blz. € 19,99.

Deze recensie verscheen eerder in een iets kortere vorm in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 5 mei 2017.