Notities van een klootzak II. Een essay over Kate Zambreno

‘A woman must have money and a room of her own if she is to write fiction.
What a crock. Virginia, fuck you, old girl, old dead girl.’
Lidia Yuknavitch – The Small Backs of Children

1

Kate Zambreno is poëtisch en lekker grof, haar teksten zijn filosofisch en feministisch. Nu is ze nog een cultschrijfster, een undergroundauteur. Ze is nog niet zo bekend, maar daar komt langzaam verandering in. Denk ik, hoop ik. Kate Zambreno is namelijk een bijzondere schrijfster en zoals Wittgenstein niet schreef in de Tractatus: Van dat, waarover niet kan worden gezwegen, moet men spreken.

Kate Zambreno (1977) schreef vier boeken. Haar twee romans werden door Lidia Yuknavitch uitgegeven. In 2011 verscheen er bij de grote uitgeverij Harper’s een heruitgave van Zambreno’s tweede roman Green Girl. Dit jaar bracht Harper’s haar debuutroman O Fallen Angel opnieuw uit. Green Girl is qua narratieve structuur verwant aan Clarice Lispectors Het uur van de ster. In beide romans creëert de ik-verteller openlijk een personage, niet op de postmoderne gotcha-manier, zowel bij Lispector als bij Zambreno hebben de vertellers werkelijk mededogen met hun personages. Zambreno’s ik-verteller heeft Ruth dan niet zozeer bedacht, maar als het ware gebaard: ‘The pull, the blood, the cry. The agony of becoming.’ Dit zijn de eerste regels van de roman en de verteller sluit het korte eerste hoofdstuk af met de zin: ‘I am trying to push her out into the world.’ Ruth is depressief en woont Londen waar ze werkt in een warenhuis.

End of an eternal shift: she is laid out in her tiny bathroom her cheek making love to the linoleum floor. Headache again. Body curled like a paralyzed fetus in a porcelain womb.

The green girl likes to watch herself suffer. My icon of ruin.

Dark sets in, dark and blank and cool. Her body a thing. She steels herself from the crash and roar of the train pain shuttling through her brain. Surrendering herself to the sudden suck of nausea, the swims. From the ceiling she watches herself, watches the floor turn.

Don’t move. A whisper. If you move it doesn’t hurt as much. She fights down the words circulating around her skull like a bee. A brain tumor probably a brain tumor she has a brain tumor. Thirty days a month a week twenty –four hours. An aneurysm maybe an aneurysm just like her to get an aneurysm.

Personages als Ruth zijn er genoeg in de literatuur en toch is ze een fijne toevoeging op het al bestaande. Dat komt door de stilitische schoonheid van Green Girl. Misschien had Ezra Pound toch gelijk met zijn slogan ‘make it new’. Nieuw is dan in dit geval: eigen toon. En ‘eigen’ is dan de stijl die onvergelijkbaar is door de toon, door woordkeuze en syntactische constructies. Hierdoor wordt een vaak beschreven onderwerp niet overtollig maar onontbeerlijk.

Ruth is een literair zusje van Maggie uit Zambreno’s debuut O Fallen Angel. Beiden zijn ze weer literaire zusters van Esther Greenwood en Sasha Jansen uit Sylvia Plaths The Bell Jar en Jean Rhys’ Good Morning, Midnight. De vrouwelijke hoofdpersonen uit Eimear McBrides romans horen hier ook bij. Het is een familie van indrukwekkende vrouwelijke personages.

In O Fallen Angel is Maggie vervreemd van haar al te burgelijke moeder, omdat ze niet voldoet aan de beklemmende verwachtingen. In de ogen van haar moeder is Maggie het probleemkind en haar broer een engel. En het is allemaal Maggie’s eigen schuld, dus huilt de moeder wel om de hond Laci, maar niet om de problemen van Maggie.

Mommy wept tears and tears for Laci more tears than she has ever wept for her own daughter but Mommy doesn’t want to think about that no Mommy doesn’t even want to talk about that Maggie has dug herself into her own hole and she will have to dig herself out of it it’s called Tough Love! It’s a parenting technique. Like guilt and manipulation.

De gedeeltes over Mommy zijn te omschrijven als poëtische ironie. De waarden van Mommy worden belachelijk gemaakt en zo ontmanteld als bullshit en bovenal als hypocriet. Het poëtische is natuurlijk de stijl; de onconventionele interpunctie en het ritme van de idiosyncratische zinsconstructies – elementen die tevens zijn te vinden bij Clarice Lispector en Eimear McBride.

De roman is niet alleen ironisch verteld, maar ook – in het onderscheid van Gregory Currie – een ironische vertelling. Het wisselende vertelperspectief is essentieel voor de ironie in de roman. Door deze vertelwijze ontstaat de botsing tussen Mommy’s burgelijke bullshit en Maggie’s fuck-you-houding. Maggie loopt niet in de pas, en dus is ze verstoten. Maar dat is niet haar voornaamste probleem, dat is haar depressie.

Maggie is broken. Maggie is having a breakdown. Maggie is having a psychic break and it ain’t to Bermuda.

Maggie is broken because inside she feels all of these dark messy thoughts it is Chaos and she doesn’t know how to express it!

Doordat het onmogelijk is de pijn en agonie te articuleren, bestrijdt Maggie haar geestelijke pijn met lichamelijke pijn, niet door in zichzelf te snijden als Jude in A Little Life, maar door veel te neuken.

Maggie fucks boys and pretends it doesn’t matter because Maggie is empowered!

and they don’t even need to walk her home or buy her breakfast.

Maggie just wants to fuck. Maggie just wants to fuck the pain away.
Maggie is a cavernous hole.
Maggie is a carnival ride.
You can go to town for hours.
Maggie likes it to hurt. Make it hurt.

Depressie is gevangenschap; een geestelijke houdgreep waardoor beide opties geen uitkomst zijn. Niet willen sterven, niet kunnen leven. ‘Maggie doesn’t want to actively die but she doesn’t want to passively keep on living.’ Uiteindelijk is passief leven het meest erge. Maggie doet haar kleren uit, pakt een fles Smirnoff, haar verzameling pillen en gaat in de badkuip liggen.

2

In 2012 verscheen Heroines, een buitengewoon boek waarin Zambreno verschillende genres vermengt: onder andere literaire kritiek, autobiografie en literaire geschiedenis; de geschiedenis van het modernisme. Het is vooral een schaduwgeschiedenis over de vrouwen die moesten zwijgen. Zelda Fitzgerald, Vivienne Eliot, Jane Bowles waren vrouwen die in de schaduw van hun beroemde mannen stonden. Zambreno trekt ze naar het licht en geeft ze de ruimte die zie normaliter niet krijgen in literaire geschiedenissen over het modernisme, het literaire tijdperk dat volgens Zambreno veelal bestaat uit mythes. Het boek is een deconstructie van de literaire geschiedenis; een geschiedenis van wat aanwezig is (de teksten van de beroemde echtgenoten), als een geschiedenis van wat afwezig is: de niet geschreven teksten van de vrouwen die moesten zwijgen, die niet mochten spreken.

F. Scott Fitzgerald verbood zijn vrouw Zelda om te schrijven. En al helemaal over psychiatrie. Hun levens, hun huwelijk was zijn materiaal. Geen materiaal voor een amateur als Zelda. In een brief aan Zelda die Zambreno citeert, schrijft hij aan haar: ‘I am the professional novelist, and I am supporting you. That is all my material. None of it is your material.’ Zelda zal worden opgenomen in een inrichting en daar omkomen tijdens de brand die daar uitbreekt.

‘I hate that there is this role, the mad wife. And I hate when I play it,’ schrijft Zambreno. Autobiografische passages over haar eigen huwelijk, de rol die haar wordt toegekend door anderen, koppelt Zambreno aan de vrouwen van de beroemde schrijvers, aan de rol die zij moesten spelen in hun huwelijk. Zelda Fitzgerald was een mad wife, net als Vivienne Eliot en Jane Bowles. Alle drie werden ze verstoten. Sylvia Plath was ook een mad wife. Lucia Joyce was een mad daughter. ‘I am beginning to realize that the patriarch decides on the form of communication. Decides on the language. The patriarch is the one who rewrites.’ Robert Lowell was een mad husband, maar hij hoorde bij het patriarch en bepaalde de taal van zijn (ex-) vrouwen, de schrijfsters Jean Strafford en Elizabeth Hardwick.

De mannen hebben het maar zwaar met vrouwen die ambitie hebben, met vrouwen die willen schrijven of schilderen. ‘Leven met een kunstenares, dat is een volkomen nieuw probleem,’ schreef Rainer Maria Rilke over zijn vrouw, de beeldhouwster Clare Westhoff. Marie Darrieussecq citeert Rilke in haar onlangs verschenen biografie Hier zijn is heerlijk over de schilder Paula Modersohn-Becker. Rilke en Clara waren bevriend met Paula. Zij was getrouwd met de schilder Otto Modersohn. Hij had het ook maar moeilijk met zijn ambitieuze vrouw, in zijn dagboek heeft Otto kritiek op zijn vrouw en trekt het maar gelijk door naar het algemene: ‘Vrouwen hebben moeite om zelf iets te scheppen.’

Net als Heroines is Hier zijn is heerlijk fragmentarisch. Het is geen doorsnee biografie, eerder een fragmentarische non-fictie roman dan een biografie. Het is in ieder geval een fijnzinnig en intelligent boek over een bijzondere kunstenares. De avontuurlijke Paula zal haar burgerlijke echtgenoot Otto verlaten. Al eerder was ze zonder hem naar Parijs vertrokken, maar aan het einde van haar vroege leven verlaat ze hem definitief. Zijn smeekbedes vinden in eerste instantie geen gehoor. Uiteindelijk zwicht ze en raakt zwanger van Otto. Achttien dagen na de bevalling sterft Paula.

Verwachtingen zijn verboden: ‘Van vrouwen worden mooie, lieflijke schilderijen verwacht, terwijl mannen het recht hebben ruwer te werken.’ Geld en een kamer voor jezelf is slechts de eerste stap. Daarna begint het eigenlijk, want vervolgens krijg je te maken met de (patriarchale) orde van het spreken. Zoals zo vaak in de kunst en literatuur kwamen de roem en waardering postuum. Voor Darrieussecq is de belangrijkste waarde van Paula Modersohn-Becker dat ze op haar schilderijen ‘echte vrouwen’ ziet: ‘Ik ben geneigd te zeggen vrouwen die eindelijk naakt zijn: ontbloot van de mannelijke blik.’

3

In Heroines vertelt Zambreno over een leerlinge die moeite heeft met de opdracht een autobiografisch stuk te schrijven. Hardhandig, maar oprecht spreekt Zambreno haar toe: ‘I said to her, firmly, to write, for fuck’s sake, to write, to fuck up and write about it and learn from it and never ever believe the bullshit that what she has experienced is not potentially all the valid stuff of literature.’ In een interview met de Volkskrant zei Lize Spit: ‘Autobiografisch schrijven, dat is als een bakker die afbakbroodjes opwarmt.’ My oh my, wat een bullshit. Op zoek naar verloren tijd als magnetronmaaltijd, really? Spit is beledigd als mensen haar boek karakteriseren als een autobiografische roman. Die afkeer van het autobiografische, waar komt dat vandaan? Is die afkeer angst? Angst om niet serieus te worden genomen met als gevolg te worden uitgesloten? Wellicht is de afkeer van het autobiografische de angst voor het commentaar van big-book-boys. In ieder geval is er, aldus Zambreno, voor het schrijven van autobiografisch proza lef nodig.

A different sort of nerve is needed. To say fuck you to these internal en social prohibitions dictating what literature should be about. Fuck you to the objective correlative. Fuck the canon. Fuck the boys with their big books.

For, after all, we must be our own heroines.

Sylvia Plath publiceerde haar autobiografische roman The Bell Jar onder het pseudoniem Victoria Lucas. De keuze voor een pseudoniem had vele redenen. Was een daarvan de angst voor uitsluiting? Misschien. ‘Why is self-expression, the relentless selfportrait, not a potentially legitimate form of art? Why do we have this notion that to write the autobiographical (especially if you are a woman), even in the context of a novel, is to not write literature?’ vraagt Zambreno. Het antwoord dat ze geeft heeft te maken met de geschiedenis, met de onpersoonlijke poëtica’s van Gustave Flaubert en T.S. Eliot; het idee dat literatuur het zelf moet overstijgen. In haar boek The Art of Cruelty geeft Maggie Nelson een andere reden waarom autobiografisch proza van vrouwelijke schrijfsters regelmatig niet serieus wordt genomen als waarachtige literatuur, een reden die voortkomt uit vooroordelen over vrouwen, want ‘a woman who explores the depths of her despair or depression isn’t typically valorized as a hero on a fearless quest to render any ‘darkness visible’, but is instead perceived as a redundant example of female vulnerability, fragility, or self-destructiveness.’

Zambreno’s meest recente boek is het onlangs verschenen Book of Mutter. Het is een fragmentarische autobiografie over haar moeder, verwant aan Roland Barthes’ Rouwdagboek en Camera Lucida – boeken die ze regelmatig aanhaalt. ‘Mutter’ is Duits voor moeder en betekent in het Engels onder meer ‘mompelen’. Het mompelen heeft niet alleen betrekking op de fragmentarische vorm, maar ook op de twijfel waarmee alle notities zijn omgegeven. Het mompelen is tevens een manier om het schreeuwende sentiment waarmee de rouw is omgeven te dresseren. ‘How to prevent the sentiment that comes with intense grief, the writing over?’

In tegenstelling tot het onderliggende doel van vele autobiografiën, is schrijven voor Zambreno in dit geval niet om te herinneren en om deze vast te leggen en te bewaren. Nee, Zambreno schrijft om vergeten.

To put these memories in a book, so as to be released from it. These thirteen years of it. Like a sacrificial offering. To bury it in the ground. Writing as a way not to remember but to forget. Or if not to forget, to attempt to leave behind.

Book of Mutter heeft hetzelfde doel als Louise Bourgois’ Cell (Choisy) – dat ook groot op de voorkant van het boek staat. Zambreno citeert Bourgois en bespreekt haar werk herhaaldelijk. Cell is een replica van Bourgois’ huis waar ze als kind opgroeide, de nauwkeurige replica is omringd door een hek en daarboven hangt dreigend een guillotine. De guillotine representeert het heden dat het verleden (het huis) kan of moet vernietigen. Op de vraag waarom het geheel op een gevangenis lijkt, antwoordt Bourgois: ‘It is because I’m a prisoner of my memories. I have been a prisoner of my memories and my aim is to get rid of them.’ Book of Mutter is een verbale variant op Bourgois’ Cell. Het schrijven is de guillotine. Het schrijven moet Zambreno bevrijden uit de gevangenis van het verleden.

Hoe betrouwbaar zijn de herinneringen van de dochter die rouwt om haar overleden moeder? ‘The way grieving a parent can alter our memories. The memories of our childhood now rose-tinted.’

Het verlangen naar bevrijding wordt niet ingegeven door een getroubleerde relatie met haar moeder. Deze relatie is bijzonder complex en wordt het best uitgedrukt door de woorden: ‘My mother my enemy my best friend.’

Scheppen om te vernietigen, schrijven om te vergeten. Dat is het doel. Zo maakt Kate Zambreno waarachtige literatuur van haar eigen leven. Ze moet tenslotte allereerst haar eigen heldin zijn.

Koen Schouwenburg

Kate Zambreno – Book of Mutter. Semiotext(e), 2017. 216 blz. €20,50.
Kate Zambreno – O Fallen Angel. Harper Perennial, 2017. 183 blz. €14,50.
Kate Zambreno – Green Girl. Harper Perennial, 2014. 277 blz. €14,50.
Kate Zambreno – Heroines. Semiotext(e), 2012. 309 blz. €18,50.

Marie Darrieussecq – Hier zijn is heerlijk. Het leven van kunstschilder Paula Modersohn-Becker. Vertaald door Mirjam de Veth. De Arbeiderspers, Amsterdam. 157 blz. €18,99.