Het hoogste resultaat, gemeten aan het beste

Een tijd terug, tweeënhalf jaar geleden om precies te zijn, verscheen bij Leesmagazijn de mooie novelle Bergtocht van de Zwitserse cultschrijver Ludwig Hohl (1904-1980). De naam zegt het al, het verhaal gaat over bergbeklimmen, iets wat Hohl na aan het hart lag, hij was alpinist. Mocht er reïncarnatie bestaan, een geloof om waarde aan te hechten, opdat men streeft naar een goed leven – alle discussie over wat goed is daargelaten – en er in een volgend leven wellicht minder geleden hoeft te worden, dan zou ik in een Alpenland geboren willen worden. Dat lijkt me vooruitgang. Bohumil Hrabal vond Nederland juist zo mooi vanwege de platheid ervan; toen hij het had bezocht noemde hij zich een Hollander in Bohemen. Nederland deed hem namelijk denken aan de omgeving van Nymburk, de plek van zijn jeugd en waar hij later een buitenhuisje had. Dat platte vond hij zo mooi, omdat je overal de horizon kon zien. Ik ben ergens in de polder geboren, maar geef mij maar de bergen, reden waarom ik, toen mijn jeugd ten einde liep, mijn kans schoon zag en naar Bergamo vertrok, een stadje aan de voet van de Alpen. Inmiddels ben ik weer terug in het land van herkomst; het leven is op te vatten als een voortdurende cyclus van stijgen en dalen, al zie ik mijn terugkomst niet als een afdaling, integendeel, als het begin van een tweede leven, opwaarts. In die zin kan het leven ook worden beschouwd als een cyclus van sterven en tot leven komen, wat het gemeen heeft met de natuur zelf, misschien niet zonder reden. De eeuwige wederkeer – tot het hoogste is bereikt.

Over die novelle van Hohl schreef ik indertijd een stukje dat ik onlangs weer herlas, omdat er gelukkig nu een nieuw boek voor ons ligt, de verhalenbundel Op weg door de nacht, wederom uitgegeven door Leesmagazijn. Herlezen van eigen werk is een onprettige ervaring, vergelijkbaar met je eigen stem horen. Schaamte overvalt me. Zo herlas ik onlangs ook een essay over Roger Martin du Gard van een paar jaar geleden, want Meulenhoff wilde het opnemen in een nieuwe uitgave van een novelle van Martin du Gard. Hoewel het op verscheidene plaatsen zoals dat heet ronkend was geschreven gaf ik toch toestemming. IJdelheid wellicht. Een paar dagen later echter schreef Meulenhoff me dat de erven geen andere teksten in de nieuwe uitgave wilden, waar ik dus niet echt rouwig om kon zijn. Het heeft natuurlijk alles met ontwikkeling te maken; ik schrijf nog maar een paar jaar kritieken, een beginner dus, en die oudere teksten: meteen zie je zwakke plekken, waar je het anders zou doen, wat eigenlijk geen zin meer heeft, het is immers al geschreven, de woorden hebben hun werk al gedaan. Deze schaamte geldt zoals bekend niet alleen voor het schrijven, ook in bijvoorbeeld de liefde begin je ooit en als je terugkijkt, zie je de fouten; het enige dat je kunt doen is je voornemen het de volgende keer anders aan te pakken. Leven is oefenen, af en toe terugkijken, leren van fouten en het goede behouden, weer doorgaan, met de blik op de top, wat die top ook moge zijn. Ontsnappen uit de gevangenis, zoals Hohl het verwoordde in Bergtocht.

Bergen en bergbeklimmen komen terug in Op weg door de nacht. Niet verwonderlijk, voor een bergbeklimmer is de berg elementair; leven en schrijven worden in het licht van de berg en de beklimming ervan gezien. Zo is er ‘Drie zotte wieven in een bergdorp’. (In het nawoord schrijft vertaler Ard Posthuma dat de vertaling van deze titel is te danken aan zijn pianostemmer, een zijdelingse opmerking die me inneemt voor Posthuma). In dit verhaal worden drie vrouwen beschreven met de benamingen ‘De ontzaglijke’, ‘De stille’ en ‘De verschrikkelijke’. Over de eerste vrouw schrijft Hohl dat ze een vrouw was ‘als een vesting’ en dat haar leeftijd ‘als brug diende naar een andere tijd, die je je anders alleen maar kon denken, maar die hier met eigen ogen te zien was, de tijd toen de mens nog moeizaam en in een moeilijk te omschrijven eenheid met de dingen leefde.’ Een beschrijving die typerend is voor Hohl, hij is een existentieel schrijver die personages en gebeurtenissen niet zomar beschrijft maar door wil dringen tot hun binnenste, tot het wezen ervan. Als een man bij het graf van de door Hohl bewonderde schrijfster Katherine Mansfield (‘dat prachtige meisje’) staat, schrijft Hohl dat dat graf de ‘reële plek’ is, waar hij eigenlijk zou moeten wonen, en dat hij zich nog nooit, ‘op geen enkele berg, onder geen glinsterende gletsjerpoort’, zo in harmonie met de dingen en de wereld had gevoeld. Het kerkhof, ook ik voel me er thuis, wat ermee te maken heeft dat ik in mijn vroege jeugd praktisch op het kerkhof heb gewoond. Over wonen gesproken, Hohl verbleef zeven jaar (en niet twee jaar, zoals ik in mijn vorige stuk schreef) in Den Haag, in de ‘vochtige Hollandse duisternis’. In een verhaal schrijft hij dat het Nederlandse klimaat slecht is voor de vrouwen en bij hen ‘de eigenaardigste karaktereigenschappen kweekt’, iets waar onderzoek naar gedaan zou moeten worden.

Hoogtepunt uit de bundel is het laatste verhaal, ‘Nachtelijke weg’, dat zich afspeelt in een Oostenrijks dorp, gemodelleerd naar Grein an der Donau, waarin een man ’s nachts van het café via een landweg naar zijn pension buiten het dorp loopt. Daar komt hij een andere man tegen en ze zeggen alleen maar ‘goedenavond’ tegen elkaar, maar Hohl wil zo diep doordringen dat het verhaal wordt opgestuwd naar metafysische hoogten. Dit is schrijven, doordringen tot de kosmos bijna. Het verhaal sluit af met de opmerking dat de nood van de verteller – en van de mens in het algemeen waarschijnlijk – kan worden overwonnen door naar ‘het hoogste resultaat’ te streven, ‘gemeten aan het beste’, een waarheid die Hohl als bergbeklimmer doorleefd moet hebben. Na dit verhaal zijn er nog wat notities waarin ik het antwoord tegenkwam op de vraag waarom oudere teksten lezen zo onprettig is: ze zijn op te vatten als voetpassen, en de voetpas vertegenwoordigt voor de bergbeklimmer de dood. Er staan nog meer schitterende notities in die ik hier niet zal herhalen, lees deze bundel en hoop met mij dat Studio Posthuma nu zijn tanden zal zetten in de volledige Notizen, Hohls levenswerk.

Johannes van der Sluis

Ludwig Hohl – Op weg door de nacht. Vertaald uit het Duits door Studio Posthuma (Ard Posthuma en studenten). Leesmagazijn, Amsterdam. 146 blz. € 17,95.

(Afbeelding: Wikimedia commons)