De Orgelstemmer, de Appelpit en eigenlijk Alles

De koning van Septimanië woont in een ondergrondse villa in Rome. Het is een wonderlijke villa, waar alles zich voordoet in zevenen (zevenkantige bureaus, een bibliotheek met zeven gangen vol geheimzinnige manuscripten). De koning is een Newton-kenner uit Cambridge, die door een aaneenschakeling van bloemrijke buitenissigheden op zijn ondergrondse Romeinse troon verzeild is geraakt. Dat verhaal, dat van Cambridge naar zijn troonbestijging voert, beslaat het eerste en veruit meest onderhoudende deel van Jonathan Levi’s roman Krachtenspel.

In het begin is de koning nog een mislukte promovendus en nederige orgelstemmer, genaamd Malory. Hij klimt in de toren van de St. George in Whistler Abbey, maar krijgt het orgel tot zijn verbazing niet zuiver. Er zit een ‘demon’ in: een vreemde zweving die ook nog eens van toonhoogte lijkt te veranderen. Daarboven in de kerk ontmoet hij de nieuwsgierige studente Louiza, die op zoek is naar de wc. Zij is die middag afgestudeerd als wiskundige en ontvouwt een theorietje met complexe getallen dat uitdraait op de formule i = u. Oftewel: ik ben jij. Het besef van hun lotsverbondenheid slaat in als de bliksem. Bovendien ontdekt Louiza het euvel van het orgel: er zit een appelpit in een buis. Die Pit (met hoofdletter) draagt Malory de rest van het boek als relikwie met zich mee.

Na dat charmante, naïeve eerste hoofdstuk raken de geliefden elkaar nogal knullig weer kwijt. Ze verlangen hevig maar passief naar elkaar. Ondertussen beginnen er allerlei balletjes te rollen – die appelpit verwijst naar de verboden vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad, en ook naar de appel die Newton in 1666 al dan niet op zijn hoofd kreeg, waarna hij de zwaartekracht bedacht. Malory krijgt een opschrijfboekje in handen waaruit blijkt dat Newton in Rome is geweest, samen met – jawel – de toenmalige koning van Septimanië. Malory reist ook naar Rome en stuit daar weer op Louiza, die inmiddels hoogzwanger is van hun eenmalige rendez-vous in de torenspits. Ze racen naar het ziekenhuis. Maar Malory is niet bij de bevalling, want hij wordt tot zijn verbazing net tot koning gekroond. En daarna is het kind weg, en Louiza ook.

Na de eerste honderd bladzijden van Krachtenspel – dit is maar een fractie van de verwikkelingen – hap je lichtelijk naar adem. Het is wat veel allemaal. Maar het is óók onderhoudend, hoewel de personages geen moment tot leven komen (wat tot een paar pijnlijke ‘emotionele’ scènes leidt). Helaas gaat dat entertainmentargument voor de rest van het boek steeds minder op.

Malory wil de wereld ‘stemmen’ als een orgel. Dat is aardig bedacht. De zuiver gestemde wereld die hij nastreeft resoneert met Newtons zoektocht een Theorie van Alles. Dit streven moet de motor zijn van de gebeurtenissen die over de lezer worden uitgestort. Alleen: Malory’s drijfveer blijkt een wassen neus. Hij wil helemaal niks, waait een beetje mee. Zit dertig jaar op zijn troon te dagdromen over ware liefde maar steekt geen vinger uit. Hij is een ten diepste passieve romanheld in een roman die hem voortdurend halfslachtige actie opdringt.

Dus struikelt Malory langs historische momenten – de uitverkiezing van Paus Johannes Paulus II, 9/11 – en traceert hij de oorsprong van zijn koninkrijk tot zowel Karel de Grote, de legendarische kalief Haroen ar-Rashid en Koning David. Hij blijkt de belichaming van een soort oecumene van de drie monotheïstische religies. Maar dat terzijde, want Krachtenspel dendert door. Getalsmatige en andere toevalligheden stapelen zich op, halve levens trekken in vogelvlucht voorbij, en de relevantie neemt in hoog tempo af.

Een van de aardigste motieven die Levi uitspeelt is dat van onzekerheid. Het onzekerheidsprincipe speelt een belangrijke rol in de kwantummechanica, en Malory is per slot van rekening natuurkundige. Het boek zit vol dozen en koffers en kamers waarvan Malory en de lezer niet zeker weten wat erin zit. Maar de grootste onzekerheid belichaamt Malory’s afstamming: hij moet blijven gissen of zijn koninklijke bloedlijn een joodse of een islamitische oervader heeft.

Levi is medeoprichter van het tijdschrift Granta en heeft een lange staat van dienst in de Amerikaanse boekenwereld. Hij debuteerde als romancier in 1992 en Krachtenspel (oorspronkelijk Septimania) uit 2016 is zijn tweede roman. Het is een overvol, zwalkend boek, met een weinig bevredigende apotheose. Minder opportunistisch dan De Da Vinci Code, minder sprookjesachtig dan de Duizend-en-één nacht, minder geleerd dan De naam van de roos, en uiteindelijk ook minder geslaagd dan alle drie die boeken.

Joep Stapel

Jonathan Levi – Krachtenspel. Vertaald door Inger Limburg en Lucie van Rooijen. Nieuw Amsterdam. 352 pp. € 24,99.