Wat is er overgebleven?

Nog altijd, bijna dertig jaar na de val van de Berlijnse Muur, wordt er met veel dedain door West-Europeanen gesproken over de landen die ooit achter het IJzeren Gordijn schuilgingen. Het ‘Oostblok’ blijft ergens verdacht, een achtergestelde regio, een broedplaats van criminelen en uitvreters.

Dat sommige staten het inmiddels veel beter doen dan menige verre zuiderbuur blijft grotendeels onbelicht. De nuance met betrekking tot de kennis over het oosten van ons continent is op school, in de samenleving en ook in de media ver te zoeken. Romans bevatten meer waarheden, kunnen geschakeerd een periode, een cultuur weergeven, zorgen doorgaans juist voor een betere fundering. (Dat aspect wordt meer en meer vergeten. De daadwerkelijke waarde van de roman wordt vaak onderschat.)

De Roemeens-Zwitserse schrijfster Dana Grigorcea is in 1979 geboren in Boekarest en heeft derhalve de laatste tien jaar van het totalitaire bewind van Ceauşescu meegemaakt. Kerstmis 1989 kwam er door de executie van de dictator en zijn vrouw een eind aan de overheersing. De grenzen gingen open en Grigorcea ging in Brussel Duitse- en Nederlandse filologie studeren. Zij behoort tot de Wende-generatie en is dus bij uitstek de aangewezen persoon om over twee totaal verschillende werelden te schrijven, over de samensmelting van verschillende culturen.

Waarbij er moet worden aangetekend dat men er in West-Europa van overtuigd is de waarheid in pacht te hebben. De commerciële wals die over ‘de nieuwe afzetgebieden’ is gegaan, heeft iets weg van een ideologische bezetting. En toegegeven, met tekens van de nieuwe munteenheden in de ogen, hebben bewoners en vooral ook instanties in het oosten, weleens op z’n zachtst gezegd wat onverstandige beslissingen genomen, het cultuurgoed van eeuwenlang te grabbel gegooid.

Hoofdpersoon Victoria in Grigorcea’s roman Het fundamentele gevoel van schuldeloosheid is een bankmedewerkster die na het slachtoffer te zijn geweest van een overval terugkeert naar Boekarest. Hoe is het de stad waar ze haar vroegste jeugd heeft doorgebracht vergaan? Wat is er overgebleven van de straten, de gebouwen, maar vooral van de mensen waarmee ze omging. Grigorcea vertelt het grotere verhaal van de geschiedenis van Boekarest, van Roemenië, maar vergeet daarbij de details niet. De details die vaak meer zeggen.

De tekst, typisch voor Oost-Europese literatuur, meandert als een rivier. Dat heeft beslist niets te maken met associatief schrijven. Je raakt nergens de draad kwijt, laat je meevoeren op de stroom en krijgt de kans om een rudiment, om de verschillende oevers te bekijken. Victoria is aards, maar wordt bij tijd en wijlen overvleugeld door de indrukken. Dat laat ze niet blijken. Ze is geen toerist in eigen stad, al heeft ze dat gevoel wel. Ze speelt de ingezetene, de door en door Boekarester, kijkt juist daarom – hoe goed getroffen door Grigorcea – vaak schielijk om zich heen. Is nieuwsgierig maar tegelijk ook beducht.

De ouders van Victoria wonen in Nice, zijn mensen van de wereld geworden, praten nu luid door de telefoon, zogenaamd overtuigd van hun nieuwe status, waar ze vroeger bijna geluidloos leefden, bang voor spionnen, voor repressie van welke aard dan ook. Zij waren immers klassenvijanden. Mensen die Victoria tegenkomt zijn bekende vreemden geworden, stammen uit een bij haar ingesleten tijd, maar zijn soms maar moeilijk in het hier en nu te plaatsen. Zij heeft constant het idee in een vervreemdend déjà-vu rond te lopen. Het is eigen, maar toch valt er niet precies de vinger op te leggen.

De kracht van de roman steekt in de manier waarop de kleine histories worden ingebed in de grote geschiedenis. Verschillende lagen van de bevolking symbolisch samengepakt in een enkel woonhuis. Een generaal van het regime, een intellectueel, een krantenvrouwtje, de klassenvijanden. Een man en een vrouw die aan een grote hartstocht ten onder gaan. Hij zit vaak uren lang in zijn met een hoes afgedekte auto, begint wat met de alleenstaande kokette dame van de begane grond. Zijn vrouw laat hij een koffertje inpakken, zegt dat hij op zakenreis gaat en trekt in bij de alleenstaande dame in haar schaduwrijke parterre-etage. Een schaduwbestaan zoals velen tijdens het regime wel moesten voeren. Alleen vergeet hij op dag bij het buitenzetten van het afval welke deur hij moet nemen en gaat gewoontegetrouw met de verkeerde vuilnisemmer zijn eigen woning binnen, met alle gevolgen van dien. Dit soort kleine, intense verhalen dragen de roman, parelen steeds weer naar boven.

Grigorcea schetst op briljante wijze de waan van de dag ten tijde van het regime. Een realiteit die voor een argeloze buitenstaander beslist absurdistisch is. Maar voor de inwoners een gegeven, een realiteit die gebukt gaat onder willekeur, maar toch een bepaalde vaste vorm. De aanblik van het nieuwe Boekarest, symbool voor de hele natie, voor de verschillende ex-satellietstaten van de Sovjet-Unie, zorgt er voor dat Victoria op het randje balanceert. Ze zal zich moeten aanpassen aan de nieuwe orde, om niet volledig te breken. Haar realiteitsgeheugen staat op springen. Ze beseft dat ze zelf ook niet terug kan naar de intermenselijke staat van voorheen.

…en ineens besef ik dat de intimiteit die je met ‘mensen van vroeger’ tot stand probeert te brengen, zelfbedrog van eenzame mensen is.

Grigorcea bouwt sterke algemene waarheden in. De maatschappelijk erkenning is een kwestie van imago. Het was ten tijde van het regime niet zo zeer van belang wát iemand precies had gedaan, maar eerder wat er verteld werd dat hij had gepresteerd, of ten minste wat er verondersteld werd wat hij gedaan zou kunnen hebben. De generatie van de Wende heeft die gedachte geperfectioneerd.

Verandering is vrij gemakkelijk te duiden door een enkele straat te nemen. De boulevard van de Vliegeniers, heette voorheen Chaussee Jianu en daarvoor achtereenvolgens: Buzdugan, Antonescu, Koning Mihai en Stalin. Niet alleen de namen veranderen, ook de taal. Het eerste wat een regime inlijft is de taal, angstig als men is voor de macht van het woord. Denk maar eens aan de ronkende socialistische spreuken op de borden langs de kant van de weg. Wanneer Victoria bij een therapeute een verhaal vertelt, vraagt ze of het luisteren naar haar relaas ook bij het takenpakket van de therapeute hoort. Het woord ‘takenpakket’ kent de therapeute niet. In haar tijd heette dat ‘werkterrein’. En dan was er de taal van Victoria’s jeugd, toen ze nog in fantasie-Engels met plaatjes meezong. Zeer herkenbaar. Je beheerst een taal nog niet en maakt woorden zo lang als je asem het toelaat.

Het lichaam van Victoria kende de stad, ze kon als het ware blind door de straten lopen, wist waar elke wortel het plaveisel had opgeduwd. Maar de nieuwe stad is haar ook op een fysieke manier vreemd. Ze zoekt naar een manier om te accepteren, om een relatie aan te gaan met de nieuwe werkelijkheid, zonder de oude zomaar weg te wuiven. De ontmoeting met haar oude vriendje Dinu is ongemakkelijk. Ze zouden iets wezenlijks tegen elkaar moeten zeggen, maar zwijgen.

Dit groeiende ongeduld voelt als een lang onderdrukt verlangen, een verlangen dat ons leven doet lijken op een langdurige periode van dorst.

Het fundamentele gevoel van schuldeloosheid is fijn melancholisch, heeft baat bij het licht-absurdistische, is taaltechnisch en wat onderliggende humor betreft fijnzinnig. Metaforisch ronddwalen in een stad. Het laat de westerling zien wat een rijke historie het Oostblok herbergt. Een fundamentele roman, een ‘roadnovel’ in de tijd, die verleden en heden daadwerkelijk doet samensmelten.

Guus Bauer

Dana Grigorcea – Het fundamentele gevoel van schuldeloosheid. Vertaald door Janneke van der Meulen. Atlas Contact, Amsterdam. 224 blz. € 21,99.