Verdwijnen doe je nooit alleen

Julianne Pachico schrijft in De geluksvogels over de periode 1993-2008; de periode waarin het geweld in Colombia floreerde. In elf op het oog losstaande, maar toch met elkaar verbonden verhalen, beschrijft ze hoe gemakkelijk je kon verdwijnen en hoe het leven in Colombia destijds vorm kreeg: geweld, drugs en nog meer geweld.

Pachico begint haar verhalenreeks met het verhaal van de jonge Stephanie, in het jaar 2003. Zij blijft thuis bij de huishoudster wanneer haar ouders voor een weekend vertrekken: ‘En zorg ervoor dat ze tegen alle mannen die ernaar vragen zegt dat we het land al uit zijn. Kun je dat voor me doen?’ Een dag later komt een mysterieuze man op het landgoed van haar en haar ouders: ‘”Ben je klaar,” zegt hij, “om te vluchten?”’ Stephanie beseft dat haar ouders verdwenen zijn. Een dag later capituleert ze en gaat ze mee met de man. Ze verdwijnt.

Maar het verhaal van Stephanie is niet het enige. Pachico schotelt de lezer in totaal elf verhalen uit verschillende jaren voor, waarin de lezer vertrekt naar de jungle en de wereld van de guerrillastrijders of de drugsdealers ontdekt. Erg vrolijk is de geschapen wereld van Pachico in ieder geval niet: leven in Colombia lijkt een wrede ramp.

Binnen de verhalen kijk je continu met zeer diverse personages mee. Pachico houdt de perspectieven vaak afstandelijk (‘Ze wordt pas halverwege de ochtend wakker.’) en hanteert bij vlagen een bijzondere vorm van ironie om de lezer het wrede verhaal behapbaar te maken:

Na de lunch (rijst met linzen en tot zijn verrassing zelfs een vissenkop) kan hij kiezen uit een aantal opties. Spinnenwebbeninspectie of Laarzen poetsen. Toekanspotten of Gezichts- en Stemoefeningen (vooral belangrijk in de weken van willekeurige gedwongen stilte, wanneer zijn wangspieren verslappen en zijn stem door onvoldoende gebruik gaat kraken als die van een oude man).

Daarbij verzachten ook de soms goed gekozen vormen van beeldspraak van Pachico de omstandigheden enigszins:

De dagen lopen zielloos in elkaar over, op elke dag vormt zich een dikke laag pluis als het stof dat zich op de stilstaande ventilatorbladen verzamelt.

De geluksvogels blijkt een heuse puzzel. Als lezer ben je continu op zoek naar lijntjes tussen de verhalen. Je zoekt naar bekende personages, naar doorlopende lijnen en terugkomende gebeurtenissen. Veel houvast geeft Pachico daarbij niet; het is en blijft een zoektocht. Het ene verhaal is sterk en intrigeert op elke manier (qua stijl, qua plotontwikkeling en qua boodschap), het andere verhaal toont meer de oppervlakte en blijft kabbelen.

Toch bevalt De geluksvogels. Pachico’s oog voor detail blijkt uiterst effectief. De verhalen, ondanks het feit dat ze fictie zijn, komen over het algemeen – zelfs het verhaal met het konijn in de hoofdrol – realistisch over. Gevoelens van de personages worden goed beschreven en de wanhoop die soms erg nabij is bij de personages wordt door de lezer gevoeld. Boodschappen, die soms wel erg expliciet aangedragen worden (‘Weet je het is heel moeilijk, zegt hij nu, om het leven in een richting te sturen die jij wil’) dragen bij aan de weergave het land Colombia uit eerdere jaren dat bijna van god los was. Bovendien werkt het oog voor detail van Pachico. Juist de terloopse zinnen in de roman zijn veelzeggend:

Je legt de stukjes Winnie de Poeh apart – die zul je later wel lijmen, de volgende keer dat je boodschappen gaat doen zul je van je eigen geld een tubetje lijm kopen.

Pachico’s roman is er een om in te lijsten. De schrijfster toont het lef Colombia’s geschiedenis onverbloemd weer te geven in diverse verhalen en slaagt daarin grotendeels. De lezer die houdt van verwarring en op zoek is naar meer dan een verhaal waarin hij gedragen wordt, vindt met De geluksvogels wat hij zoekt.

Marloes Otten

Julianne Pachico – De geluksvogels. Vertaald door Astrid Huisman en Anniek Kool. Atlas Contact, Amsterdam. 284 blz. € 21,99.