Mee op avontuur

Vorige maand nam ik deel aan een wadlooptocht. Onder leiding van een paar deskundige gidsen liepen we van de Groninger kust naar Schiermonnikoog. We begonnen om zes uur en waren rond half elf aan de andere kant. De zon kwam stralend op en het zwavelrijke slijk borrelde aan onze voeten. Veel deelnemers waren gekleed in een afgeritste korte broek en een gemakkelijk zittend regenjasje van The North Face, HH of Jack Wolfskin. Iedereen had stapels boterhammen en veel fruit meegenomen in een waterdichte rugzakje, alsmede enkele liters water plus diverse vruchtensappen. Buitenluchtgrutter Bever (‘Niemand is een binnenmens’) had opnieuw een grote slag geslagen, want al die avontuurlijke kledij was een fortuin waard. Voor de Bevergeneratie is zo’n tocht natuurlijk ook niet niks. Je wordt helemaal vies, soms sta je wel tot je middel in het water. De mannen van het gezelschap piesten zonder pardon over de weerloze oesters en de vrouwen begonnen luidkeels te oreren over hun nat geworden borsten. De barre tocht vol risico’s en gevaar eindigde in een gezamenlijk moment van bezinning, ja troost. Enkelen omhelsden elkaar uit dankbaarheid, omdat het volbracht was. Ik had een zere hiel en een natte bips. Daarmee kwam ik er nog genadig van af, want sommigen hadden een rood schuurplek op hun dij.

Vraag is hoe deze overlevenden het zouden doen in de wereld van Coenraad de Buys (1761 – rond 1823), zoals die opgetekend is in de roman Buys. Met dit boek schreef de Zuid-Afrikaanse auteur Willem Anker (1979) een huiveringwekkend epos vol avontuur en wreedheid, dat ons een unieke inkijk geeft in de vroege negentiende eeuw. Coenraad de Buys leefde in een veelbewogen tijd. Bij zijn leven is De Kaap nog een Nederlandse kolonie, maar de Franse revolutie voltrekt zich en de toekomstige Engelse overheersers stappen aan wal. Om het gezag van de ‘fukken’ Engelsen te ondermijnen gaat hij allianties aan met de Xhosa-stammen, in een poging een bestaan op te bouwen als vrije boer. Tussen De Lange Cloof, Graaffe Rijnet, de Couga, de Visrivier, alsmede Griekwaland, beweegt hij zich als trekboer, serieneuker, rover en adviseur. Hij spreekt inheemse talen, doodt veedieven, verwekt veel kinderen bij veel vrouwen en zuipt bij de vleet. Zijn bestemming wordt al vroeg bepaald, als hij als twaalfjarige met een groep wilde honden vecht:

Het is de teef achter hem, voor mij onzichtbaar, die naar mijn keel springt. Ik smijt haar van me af. Ze kwakt tegen de grond. Ik trap tot de ribben breken. Een reu met een snee over zijn snuit is alweer bij me en de geweerkolf klapt nog net op tijd tegen zijn kop. Ik haal de trekker over, de onderkaak van de volgende hond verdwijnt in rondsproeiend bloed en bot.

Dit gevecht markeert het begin van zijn positie als meedogenloos krijger. Buys is eigenlijk een halfwilde, voor wie het leven in de wildernis een bestemming is. Doordat Anker zijn hoofdpersonage in de eerste persoon laat spreken als de Alom-Buys, transformeert hij hem tot een chroniqueur van zijn tijd – maar misschien ook wel tot de Schepper van Zuid-Afrika. Het verhaal trekt door velden, bossen en rivieren en biedt zo een panoramische blik op een complexe samenleving in wording. Aldus heeft Anker van het landschap een personage gemaakt, dat net zo schitterend als weerbarstig is.

Je zou de confrontatie tussen vlees en letter een grondthema van dit boek kunnen noemen, waarin de pioniersmentaliteit van alle kanten wordt belicht. Toch weet Anker het cliché van minachtende, ‘goede’ jager tegenover de belerende, ‘slechte’ dienaar te vermijden. Daarvoor tekent hij landschap, mensen en dieren te geloofwaardig. Nooit is er sprake van voorspelbaarheid, steeds moet de lezer – net als in het pioniersbestaan – zich voorbereiden op plotwendingen, ontboezemingen en onverwachte confrontaties. Een van de weinige geleerde mensen voor wie Buys serieus respect toont is de Nederlandse zendeling Johannes van der Kemp, die bezig is met het opzetten van een netwerk. Tijdens een drinksessie besluiten de heren inkt te maken voor de drukpers:

Ik neem een slok brandewijn en schuif de kalebas naar Kemp. Hij neemt een slok. Ik dek de bovenkant van het kommetje af met een platte hand en kiep het om en laat de warme pis door mijn vingers lopen tot er een zwarte pap achterblijft. Die gooi ik op een bord en hou dat boven het vuur zodat de pap droger wordt. Kemp houdt me in de gaten en begint een Duits gezang te zingen. Ik hou ook het bord met het mergvet in de vlammen. Als allebei de borden te warm zijn om vast te houden, leeg ik ze in de kom en begin te mengen. Ik spuug in het mengsel tot mijn tong aan mijn kiezen plakt.
Spuug, vriend, mijn mond is bar.
Kemp giechelt.
Waarom ook niet?

Dat ze daarna vechtend over de vloer zullen gaan en elkaars bloed zullen toevoegen aan de inkt lijkt nogal voorspelbaar, maar Anker zet zijn geloofwaardigheid nooit op het spel. Buys is een vuile, schuimbekkende en aardse roman, die de historische feiten vertaalt in kloppende zinnen. Wie in onze overgereguleerde samenleving het avontuur wil kopen, doet er goed aan de outdoorwinkels links te laten liggen en even door te lopen naar de boekhandel.

Jaap Krol

Willem Anker – Buys, een grensroman. Vertaald door Karina van Santen en Rob van der Veer. Podium, Amsterdam. 514 blz. € 25,00.