Tzum vroeg Charlotte Mutsaers om een reactie op de ophef die op Twitter ontstaan was naar aanleiding van haar interview in de Volkskrant waarin ze aan interviewster Sara Berkeljon gezegd zou hebben dat ze de kinderporno die gevonden werd in het huis van haar overleden broer doorverkocht zou hebben.

Mutsaers:

Niet te geloven dit! Ik zal een ding zeggen: noch mijn zus noch ik hebben kinderporno verkocht, noch niet één tijdschrift.
Hoe is het mogelijk dit! Ik vind het zeer kwalijk en zelfs te gek voor woorden dat uitgerekend schrijvers die nota bene alles weten van de verwevenheid tussen fictie en non-fictie (en waarvan sommigen mij heel goed kennen zoals Jamal Ouariachi en David Pefko) ineens een hetze tegen mij gaan aanspannen vanwege een literair werk dat ze niet eens gelezen hebben. Zij gaan zelf toch ook niet in een interview uitleggen hoe de verhouding fictie en non-fictie in hun boeken ligt? Juist van schrijvers had ik dit nooit verwacht.

In het interview (hier €) van Berkeljon worden wel vaker passages in de roman Harnas van Hansaplast voor waar aangenomen door de interviewster.

U moet erg zijn geschrokken toen u bij uw broer kinderporno ontdekte.
‘Ik zou je vraag willen veranderen, want volgens mij bedoel je eigenlijk: ik had in uw boek wel wat meer schrik verwacht.’

Tijdens het interview speelt Mutsaers met fictie en werkelijkheid.

Die pornoverzameling bevond zich grotendeels in een kist. De enige echte boekenkist van Hugo de Groot, want die stond bij uw ouders thuis. Serieus?
‘Die hadden wij. Inderdaad. Mijn vader had de officiële documenten, en die zijn allemaal geverifieerd. Anders had het Rijksmuseum destijds, toen mijn vader nog leefde, ook niet zo zijn best gedaan om de kist van ons te kopen.’

Waar is die kist nu?
‘Dat krijg je niet te horen. Ik kan je alleen zeggen dat mijn zus en ik de kist niet verkopen. Geloof je me niet, ofzo?’

Nee, ik denk dat ik het eigenlijk wel geloof.