Armoede is durven leven op een ander niveau

Het is geen prettige toekomstige wereld die Aukelien Weverling schetst in de roman In alle steden. De wijken van de stad zijn opgedeeld naar inkomen. Woon je in wijk A dan heb je het gemaakt, woon je in G dan zit je in een haast uitzichtloze situatie. De ondertitel van deze dystopische roman luidt dan ook Als koningen en honden.

Hoofdpersoon Bennie woont in wijk F en is begiftigd met een goed verstand. ‘Ik wilde architect worden, ik zie de mens als kameleon van zijn omgeving en ik wilde de wereld veranderen door de omgeving te veranderen, maar het is me niet gelukt.’ Iedereen probeert vanuit zijn positie op te klimmen maar om architect te worden heb je wel de juiste connecties en geld nodig en daar ontbreekt het Bennie en zijn goedbedoelende ouders die hun kind zo graag zouden zien slagen aan.

Het lukt Bennie wel een tijd om als journalist aan te werken en in wijk C te komen, waar de woonvoorzieningen en de gezondheidszorg op een veel hoger niveau ligt. Maar van een kritische geest houden ze niet in de toekomst, zodat Bennie, nadat hij een te afwijkende mening verkondigde, een paar wijken teruggezet wordt en allerlei baantjes moet aannemen om zich in leven te houden. Zo werkt hij een tijd als schrijver van spreuken voor het ministerie van Volksvertrouwen. Weverling geeft hier een vette knipoog naar 1984 (waar ook het motto voor de roman vandaan komt) van George Orwell waarin een Ministry of Truth voorkomt waaruit alleen propagandateksten komen. ‘Armoede is durven leven op een ander niveau dan anderen,’ is zo’n fijne uitspraak van het ministerie van Volksvertrouwen. Huiveringwekkende newspeak.

Het toekomstbeeld in In alle steden is, en dat is toch wel lichtelijk beangstigend, redelijk voorstelbaar en sluit aardig aan bij de ontwikkelingen die nu gaande zijn. Het knappe van Weverling is dat ze Bennie laat spreken in een taal die een mengvorm is van spreektaal en bij zijn verstand passende moeilijke constructies. Daardoor leest de roman niet vlot weg, maar ben je wel op elke pagina onder de indruk van de prachtige formuleringen.

Haar tanden waren het medaillewerk van streberige orthodontist en tandarts, glanzend wit als de kap van een novice en recht als nieuwbouwhuizen en ze rook zoals winterdagen ruiken als je te vroeg de straat op gaat, fris en kraakhelder met de zware, spannende ondertoon van vrieskou.

of

Ik stond daar echt een beetje met mijn oren te klapperen, zoals een horend mens kan overkomen, maar goed, ik was er al lang achter dat ik zowat de enige was die vooral domheid ondoorgrondelijk vond en daarmee Gods wegen verklaarde, dus ik hield de kaken stijf op elkaar geklemd, want niks dat het Alfi zou helpen om nu uiting te geven aan die diepere gedachten uit dat hoofd van mij, maar toen die zwartkap zich tot mij richtte met zijn woorden van hogerhand, van dat het mooi was van mij om ‘een onchristelijke uit de stront te trekken zelfs al had ie een karakter waar een gezonde maag zich van omkeerde’, drong de gedachte zich toch wel op dat ik de knuisten eens voor iets anders aan zou kunnen wenden dan het gebed waar hij me in voorging.

In de Volkskrant werd dit soort zinnen als ‘gefröbel’ afgedaan. Wat wil je als recensent dan? Die stilistische slapte van het anorexiaproza dat de Nederlandse literatuur al zoveel jaar teistert? Dit is pas schrijven!

Coen Peppelenbos

Aukelien Weverling – In alle steden. Meulenhoff, Amsterdam. 250 blz. € 19,99.

Deze recensie stond eerder in een iets kortere versie in Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 20 oktober 2017.