Heibel in de fabriek

Roman Helinski (1983) is schrijver en reiziger. Hij debuteerde met de bejubelde roman Bloemkool uit Tsjernobyl, over een zoon en een reislustige vader. De opvolger is De Wafelfabriek, een verhaal over leiderschap en volgzaamheid. Het weerloze individu staat niet tegenover de massa, maar de onwetende massa tegenover het individu. Decor is een wavelfabriek, waar het overleven is.

De vrouwen van de fabriek heten Julia, Sjaan, Geertje, Dikke Gerda en Mathilda, de man heet Patrick. Ze halen de afgekeurde wafels van de lopende band en doen de goede in voorgevouwen dozen. Achter de oven staat een permanent dronken Belg, genaamd Wannes. De baas is gewoon de directeur, die altijd net iets later komt en de auto op de eigen parkeerplaats parkeert. Deze directeur is ook bijzonder omdat hij als enige witte tanden heeft. De gebitten van zijn personeel zijn namelijk aan het wegrotten, naar eigen zeggen omdat ze continue in een suikerwolk moeten werken.

Op een dag wordt de mysterieuze Arka Narovski aangenomen als tweede magazijnmedewerker. ‘Alle hoofden draaien naar de trap, naar de man van bijna twee meter met zijn glimmende schedel en zijn gespierde bovenarmen’. Een man met charisma. Zijn vaste uitdrukking is ‘Domme, domme mensen’, waarmee hij zijn almacht wil bevestigen. Die almacht wordt versterkt door het feit dat hij beweert een Afghanistan-veteraan te zijn en dus het een en ander heeft gezien en meegemaakt.

Zijn komst luidt een fase van onrust in – magische onrust, want Arka weet mensen te verleiden, te overtuigen, af te stoten en op te hitsen. Het zal echter nooit duidelijk worden wie hij precies is. Hij steekt zijn hand in het openbaar vaak in de broek, red een Somalische werkneemster wiens vingers in de wafelmachine komen, presteert het om iedereen naar de lucht te laten turen en laat de werknemers zonder kwade zin weten dat hij ‘ontzettend boos’ op ze is. Is hij een profeet of de heiland? Een ziener of een revolutionair? De mensen geloven hem in ieder geval: ‘Je hoeft alleen maar te doen wat Arka zegt. Hem vertrouwen. Gewoon echt vertrouwen. Dat is alles’.

Kroon op zijn werk is het leiden van een opstand tegen de directeur, die aanvangt als de fabriek in de as is gelegd. Hiertoe begint hij op een buurtfeest – de personeelsleden zijn ook buren van elkaar en wonen ‘aan de rand van de stad aan hetzelfde woonerf’– een tand uit zijn gebit te trekken en spoort hij anderen aan dat ook te doen. Woede moet het motief zijn, gaten in de geelbruine tandenrij staan voor nieuw gevonden trots.

Helinski heeft zijn verhaal vormgegeven in een vlotte, leesbare stijl met sobere zinnen, minimale actie, suggestieve herhaling en veel dialoog. Zo wordt er ook veel weggelaten, wat de zeggingskracht van het verhaal vaak ten goede komt. Voor wat het waard is, want die zeggingskracht is niet helemaal vrij van pretenties. Het boek wil een aanklacht zijn tegen misleiding (omslag: ‘een tijdloze roman waarmee de massa te verleiden is’), maar Helinski portretteert de wispelturige arbeidsgemeenschap als een groep doordrinkende kettingrokers met kinderrijke gezinnen, die in permanente staat van ontevredenheid zijn.

Ze zijn ook heel onnozel, alsof hun lemmingengedrag gekoppeld is aan lemmingenverstand. Wanneer de Somalische werkneemster vertrekt, staat er: ‘Als ze zijn vertrokken, legt de directeur uit waaraan Amani lijdt: een trauma. ‘Soldaten hebben dat soms ook als ze terugkeren uit een oorlogsgebied,’ zegt hij ter verduidelijking. Alle hoofden draaien naar Arka Narovski, maar die kijkt de blikken weg.’

Zoveel domheid geeft een schrijver handige tools. Als het bijvoorbeeld hoogzomer is en buiten erg warm, werken de vrouwen tergend langzaam in een fabriek waar geen airco is. Iedereen baalt, want volgens de geruchten zit de directeur op de Malediven met een mooie vrouw.

Of neem de alcoholische Wannes, die met liters pils achter de kiezen de superhete en gevaarlijke oven van de wafelfabriek mag bedienen. De directeur vindt het ergens wel foei, maar staat het ook toe omdat hij over specifieke kennis beschikt. Als hij na een levensgevaarlijke situatie alsnog wordt ontslagen en dankzij veel gepush en gezeur door zijn collega’s weer in genade wordt aangenomen, krijgt hij van diezelfde collega’s als welkomstcadeau een bierpakket.

Nu kan en mag in de literaire verbeelding alles, iets anders is om alles maar naar believen te laten gebeuren. In deze tijd van strenge Arbo-wetten, NEN-normen en ISO-standaarden heeft elke fabriekshal gewoon een airco en betekent alcoholgebruik automatisch ontslag op staande voet, zonder kantonrechtersformule.
Dit is een overbodige toelichting, maar Helinski kan ook overbodig vertellen. Het hele conflict draait om een tegenstelling die nogal gratuit is en waarin de misleiding te weinig gewicht heeft – te weinig zeggingskracht. Alleen reclamebureaus werken met denkbeeldige doelgroepen, verder is elke massa net zo complex als een gemiddeld navelstarend individu. De Wafelfabriek is een mooi sprookje, voor wat betref de realiteit is het zo vluchtig als poedersuiker.

Jaap Krol

Roman Helinski – De wafelfabriek, Hollands Diep, Amsterdam. 176 blz. € 19,99.