Stuk voor stuk raak

Het was de vroegere muziekredacteur van NRC Handelsblad J. Reichenfeld die bij zijn afscheid van de krant een boek publiceerde met de opmerkelijke titel: Schrijven over muziek kan eigenlijk niet. Een leven lang had hij geprobeerd om muziek in woorden te vatten, maar zijn conclusie was dat dit hem niet gelukt was. Bij het lezen van Persis Bekkerings overrompelende debuutroman Een heldenleven moest ik geregeld aan dat zinnetje van Reichenfeld terugdenken. Maar mijn conclusie was dit keer anders: schrijven over muziek kan eigenlijk niemand – behalve Persis Bekkering.

Wat weet zij in dit boek goed weer te geven waar het in de muziek op aan komt! Niet door met saaie definities te komen of afgezaagde citaten, maar door het fenomeen muziek uit steeds weer andere hoeken te benaderen en in fraaie vergelijkingen op papier te zetten. Bladzijden lang weet Bekkering steeds weer de mooiste woorden vinden voor wat zich per definitie aan de taal onttrekt. Hoe een violist intuïtief zijn medespelers waarneemt, hoe ze met elkaar tot grote hoogte kunnen komen en welk gevoel er in een solist omgaat. Lees bijvoorbeeld eens hoe een solist in de lobby van een rumoerig Italiaans hotel plotseling wat noten kan doen opklinken, waardoor iedereen zijn adem inhoudt:

Mijn eigen viool die ik kennelijk had meegenomen, floot mee in verrukte boventonen. Ongelovig keek ik mijn instrument aan. De beste violisten krijgen de kleine, snelle nootjes nog niet zuiver, tenminste niet allemaal, maar bij deze violist waren ze stuk voor stuk raak.

Hoofdpersoon van Een heldenleven, een titel die verwijst naar Richard Strauss’ symfonische gedicht ‘Ein Heldenleben’ (1898), is de violist Igor. Hij is een wonderkind, een man met geniale trekjes die tegelijkertijd ook iets mist wat hem nog eens echt groot zou kunnen maken. Steeds weer dreigt hij zich te ontwikkelen tot een virtuoos die het aan gevoel, aan menselijkheid, aan leven ontbreekt. Niet voor niets schrijft hij zijn voornaam graag met een kleine letter: igor. In het boek wordt Igors ingewikkelde bestaan heel subtiel vanuit twee perspectieven beschreven. In de eerste 135 bladzijden vertelt een collega-violist over hem, hoe ze elkaar in Italië zijn tegengekomen aan het begin van een tournee met een Nederlands orkest. Daarna wordt van wat meer afstand, in de derde persoon, beschreven hoe een mooie, jonge beeldend kunstenares zeven jaar eerder door zijn spelen begeesterd is geraakt, waarna er een korte, moeizame relatie tussen beiden is ontstaan.

Over die frustrerende verhouding vertelt de grote violist zelf in het eerste deel al dat het de enige keer is geweest dat hij in de buurt is gekomen van ‘het grote gevoel’ dat hij zo node mist. Daarna was hij nooit meer in staat geweest om verliefd op iemand te worden. Dat gevoel, die totale overgave, moest hij voortaan voor zijn muziek bewaren – en voor zijn verlangen naar steeds weer grotere uitdagingen:

Meer nog dan een talent voor winnen had hij een talent voor het ontdekken van nieuwe wedstrijden. Hij bleef nooit lang op het topje van de berg balanceren, waar hij 360 graden kon rondkijken, het ging hem niet om het uitzicht. De enige beweging waar hij van hield was omhoog. Achter elke top ligt een nieuwe, en daar zoefde hij weer verder. De afdaling was louter om snelheid te bereiken.

Waarmee meteen is aangegeven waar het uiteindelijk in alle kunst, en misschien ook wel in dit boek, om gaat: om nooit tevreden te zijn met wat je hebt, en om steeds maar weer voor ‘het hoogste’ te willen gaan, ook als je dat van een middelmatiger maar veel gelukkiger leven afhoudt.

Ook de jonge kunstenares met wie Igor korte tijd is samen geweest, kent dat onstilbare verlangen naar de top. Maar zij heeft er al snel heel wat meer twijfels over dan hij. Beter dan Igor ziet zij de onechtheid in het moderne kunstbedrijf, en zo vraagt ze zich af of de wereld haar kunst nog wel nodig heeft. Of ‘de wereld’ niet veel meer behoefte heeft aan ‘vrede, gelijkheid, gezondheid, broederschap, kennis, schoonheid, waarheid’. Kan ze niet beter kijken hoe bereikbaar dat alles is? Wat de wereld niet nodig heeft is nog meer beelden, vindt zij, en nog meer zelfbewustzijn. De wereld zit zeker niet op nog meer zelfgenoegzaamheid te wachten.

Met Een heldenleven is Persis Bekkering (1987), die onder meer kritieken schrijft voor de Volkskrant, een bijzonder waagstuk aangegaan. In plaats van een zoveelste verhaal te vertellen over een eigentijdse liefdesrelatie spiegelt ze zich onvervaard aan de grote schilders en kunstenaars uit heden en verleden, en gaat ze op zoek naar wat dat eigenlijk is, die kunst, en wat, daarentegen, het leven. Vooral in het eerste deel levert dat soms adembenemende bladzijden op. Tegen de achtergrond van Rome zien we hoe de twee violisten tijdens hun tournee met veel kunst en vliegwerk een evenwicht proberen zoeken tussen hun diep menselijke verlangens en hun streven naar kunst.

In het tweede deel wordt dat niveau niet altijd gehaald. De beeldend kunstenaar die we dan van nabij volgen, is daar misschien ook niet interessant genoeg voor. Zij heeft zich al op jonge leeftijd teruggetrokken uit de kunstwereld, om in stilte meer aan zich zelf te kunnen werken dan aan haar kunst. En moet dan constateren dat ze ook in de ogen van Igor misschien niet veel meer dan een poppetje is, een fraai ogend object zonder veel eigen ambities. Maar juist als contrast met het veel heviger eerste deel werkt dat niet slecht. Je moet er niet aan denken dat de rijkdom en de hevigheid van dat eerste deel ook nog eens 135 bladzijden lang in het tweede deel had voortgedenderd. Het tweede deel zet het eerste in een kader, op een voetstuk, waardoor het wat meer stevigheid krijgt.

‘Ze was gewoon heel mooi,’ herinnert Igor zich later tegenover zijn collega-violist zijn eerste en enige liefde: ‘Met zijn lange vingers tekende hij haar in de lucht boven het marmeren tafeltje tussen ons in. Gladde, dunne ledematen. Een onwaarschijnlijk gave huid, zo zacht dat iedere aanraking tintelde onder zijn vingers en hem haast extatisch maakte.’
Ze was gewoon té mooi voor hem, zodat er niets meer voor Igor hem overbleef om nog verder naar te smachten.

Reinjan Mulder

Persis Bekkering – Een heldenleven. Prometheus, Amsterdam. 270 blz. € 19,99.