Great American Novel

De Amerikaanse schrijfster en journaliste Jennifer Egan (1962) schuwt het experiment niet. Het is eerder haar natuurlijke staat. Al jaren had zij het plan om een epische roman te schrijven in de traditie van the Great American Novel met als onderwerp de vrouwelijke scheepsbouwers in de Tweede Wereldoorlog op de werven in New York. Maar dit ambitieuze project bleef nog enige tijd in het dok, omdat zich verhalen aandienden, die uiteindelijk tezamen de ‘postmoderne’ roman A Visit from the Goon Squad (Bezoek van de knokploeg) vormden. Het leverde haar onder meer de Pulitzer Prize op. Het boek kenmerkt zich door veel kleurrijke personages, sterk verspringende tijden, verhalen in verschillende stijlen, bijeengehouden door een paar centrale protagonisten en een lang hoofdstuk in de vorm van een PowerPointpresentatie. En ondanks dat alles is het een organisch geheel.

Zes jaar later verscheen eind 2017 alsnog haar epische roman over het interbellum en de oorlogsjaren in New York. Is Manhattan Beach een stap terug in de richting van de klassieke vertelkunst? Een meer lineair, plotgedreven conventioneel werk? Uiteraard past in de beschreven tijd geen computerwerk. Maar voor de rest is toch nog de experimentele, fragmentarische signatuur van Egan goed merkbaar en is deze roman niet zo’n enorme stap in een andere richting als het lijkt. Er zijn drie hoofdpersonages. De Ierse koerier Eddie Kerrigan, zijn ambitieuze jonge dochter Anna die ondanks haar frêle lichaam de eerste vrouwelijke duiker wil worden en de ‘voor het grootste gedeelte legitiem handelende’ nachtclubeigenaar en onderbaas bij een syndicaat Dexter Styles.

Egan springt opnieuw flink in de tijd heen en weer, vermengd tegen het einde steeds vaker zonder enige waarschuwing binnen een hoofdstuk de verschillende verhaallijnen, zorgt voor voorkennis bij de lezer door het plot voortijdig weg te geven. De kracht schuilt opnieuw in het organische geheel. De roman voelt ondanks dit alles aan als een lineair verhaal. Een literaire benadering waarbij het thrillerelement, de plot van ondergeschikt belang is. Het gaat om de ontwikkeling van de personages, om de onderlinge handelingen, de verbintenissen. Eddie wordt een zogenaamde bagman uit liefde voor zijn gezin, om vooral voor zijn jongste gehandicapte dochter Lydia een rolstoel te kunnen kopen. Lydia die gouden krullen heeft en ongelooflijk sprekende ogen, maar een krom gegroeid schepsel is. De schoonheid en het beest ineen. Voor Eddie eigenlijk onverdraagbaar.

Maar evengoed verraadt Eddie zijn baas Dexter Styles, verdwijnt na een bijna onwerkelijke ontsnapping aan een maffia-achtig zeemansgraf ineens als lichtmatroos op de grote vaart. De beschrijvingen van de zeereizen en de bespiegelingen van Eddie en van andere opvarenden, doen ergens aan het werk van Joseph Conrad denken. Ook uit angst, uit een soort egoïsme laat Eddie niets aan zijn gezin horen. Zo lijkt het althans. Wat is daadwerkelijk zijn motief? Egan vat het treffend samen: ‘Niemand praatte zoveel als mannen op schepen, maar de bedoeling van hun verhalen was de verhalen verbergen die ze nooit met iemand zouden kunnen delen.’

Manhattan Beach laat mooi het scala, het zwenken zien van beweegreden van de protagonisten. Anna die ondanks de tegenwerking van de mores, van het idee dat een vrouw iets dergelijks niet kan, toch slaagt in haar missie en met veel moeite uiteindelijk wat respect verwerft. Tegen de aannames in. Niet voor niets wordt ze eigenlijk van haar sekse beroofd, ‘een van de jongens’, vermomd in haar alles verhullende overall, het ouderwetse duikerspak waarin beslist geen contouren van een lichaam zijn te ontwaren. Maar een verschuiving, een zekere nuance is toch aarzelend merkbaar.

Anna ziet zich langzaam losweken van alle waarden. De oorlog, de verdwijning van haar vader, de dood van de enige overgebleven constante, haar zus Lydia, het vertrek van haar moeder naar haar geboortegrond Minnesota. Het is het einde van ‘de geschiedenis’ van haar ouders, maar ook het begin van haar eigen verhaal. Het duurt even voordat ze dat beseft, voordat ze de vrijheid aankan.
Wat drijft Anna persoonlijk, waarom voelt ze zich aangetrokken tot de ‘spaghettivreter’ Dexter die zijn naam veramerikaanst heeft? Denkt ze op die wijze erachter te komen waarom haar vader vooral háár in de steek heeft gelaten? De hoop op zijn terugkeer die langzaam is verkalkt, is overgegaan van woede in een vorm van desinteresse. Maar het gevoel blijkt nooit helemaal weg te gummen. Egan compliceert op aantrekkelijk wijze, maar zorgt ook voor voldoende perslucht, voor de nodige ventielen.

In historische fictie moeten de feiten kloppen. De beschrijvingen van de verschillende duiken, de bouw van de fregatten en het vliegdekschip Missouri, de gebouwen op de verschillende werven. En niet te vergeten de taal en de mores van de tijd. Het rassenprobleem, de segregatie, de vooroordelen met betrekking tot verschillende bevolkingsgroepen. De ‘drankzuchtige’ Ieren, de ‘louche’ Italianen, de ‘luie’ negers. The melting pot, ja, ja. De personages stellen zich er kranig tegen te weer. (De uiterst intelligente zwarte bootsman is bijvoorbeeld een van de letterlijk en figuurlijk zeer sprekende bijfiguren. Uiteraard kan je in verband met het tijdsbeeld hem geen Afro-Amerikaan noemen.) Dexter vat de vooroordelen van die tijd even samen: ‘Je had een Ier nodig om te helpen je plannen te bekokstoven, maar uiteindelijk had je een spaghettivreter of een jood of een Pool nodig om ze uit te voeren.’

Egan is geboren in Chicago, opgegroeid in San Francisco en is woonachtig in Brooklyn. Ze heeft zich desgevraagd in New York in de haven laten rondleiden, maakte gebruik van veel archiefmateriaal, liet zich door oude foto’s inspireren, bezocht reünies van oud-duikers en marinepersoneel en heeft zich in een ouderwets canvas met rubber duikpak laten hijsen, inclusief de loodzware helm, de ballastgordel en de tientallen kilo’s zware schoenen. De journalistieke voorbereiding die de verbeelding voedt. In het algemeen doseert Egan bekwaam. Ze seint ook op zinsniveau. ‘Je kinderen verraden wie je bent.’ Als twaalfjarige gat Anna met haar vader op bezoek bij Styles, daar weet ze zonder dralen het traject voor het treintje van Dexters tweeling in elkaar te zetten. Haar vaardigheid is dan al duidelijk.

De klassieke heldin Anna, niet bijzonder mooi, maar wel daadkrachtig, atletisch als haar moeder die ooit danseres bij de Follies was, deelt geheimpjes met haar vader, mist die vertrouwelijkheid misschien nog wel het meest. Al kan ze haar murmelende zus mooi alles wat ze maar wil toevertrouwen zonder gevaar te lopen. Egan schetst op terloopse wijze tegelijk verschillende schaduwwerelden, boven- en ‘onder water’. De legale wereld, het criminele milieu, de bankensector, de overheid, het syndicaat. Eigenlijk verschillen ze niet zo veel van elkaar. De zee, het duiken, is nadrukkelijk een metafoor. Anna die letterlijk en figuurlijk het verborgene naar boven wil halen. Egan laat vooral ook goed het opportunisme zien in tijden van crisis, geeft via Anna een waarachtig beeld van de oorlogsjaren, van het ‘samen aanpakken’, van een bijdrage willen leveren. De oorlog op afstand voelt voor velen in eerste instantie abstract aan.

Af en toe laat Egan iets van een achtergrond van een van de personages boven water komen, het verleden in een weeshuis van Eddie bijvoorbeeld. Daar heeft hij – hoe tekenend – een tweetal jongens gered uit de zee. De een wordt uiteindelijk een openbaar aanklager, de ander een ouderwetse topscharrelaar. Tussen die uitersten, tussen die verschillende loyaliteiten wordt Eddie eigenlijk gedwongen te kiezen. In Manhattan Beach komen Egans geboorteplaats Chicago, haar jeugd in Californië en haar woonplaats New York samen. Deze roman laat ergens ook zien dat Bezoek van de knokploeg eigenlijk ook een Great American Novel is.

Guus Bauer

Jennifer Egan – Manhattan Beach. Vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen. De Arbeiderspers, Amsterdam. 464 blz. € 22,50.

De roman werd eerder op Tzum.info ook besproken door Koen Schouwenburg. Lees zijn recensie hier.