Wanneer schrijven levensgevaarlijk wordt

Hoe overleef je in een totalitaire dictatuur? Welke houding moest een schrijver aannemen onder Stalins schrikbewind? Deze vragen komen weliswaar niet expliciet aan bod in Pantelejmon Romanovs (1884-1938) roman Kameraad Kisljakov, maar onderhuids is het hele boek ervan doordesemd. Het moet de Sovjetcensuur niet zijn ontgaan, want kort na de verschijning in 1930 werd de volledige oplage in beslag genomen. Romanov viel in ongenade, werd een tijdje verbannen en stierf in 1938 in Moskou aan leukemie. Misschien had hij nog geluk, want de terreur werd daarna nog erger. Zijn geniale collega-schrijver Isaak Babel ondervond het aan den lijve: in 1940 werd hij doodgeschoten door de geheime politie.

Aan literatuur over Stalin is er geen gebrek, zie bijvoorbeeld Martin Amis’ uitstekende Koba the Dread, en voor wie meer wil weten over de verschrikking van de Russische kampen is Solzjenitsyns De goelagarchipel een aanbevelenswaardig standaardwerk. Maar Romanov was een betrouwbare chroniqueur van het gewone dagelijkse leven in de Sovjet-Unie, in tegenstelling tot de terecht vergeten propagandaschrijvers van het socialistisch realisme.

Hoofdpersoon Ippolit Grigorjevtitsj Kisljakov is een intellectuele Moskoviet die in een museum werkt. De sfeer op straat is veranderd: arbeiders bepalen nu de toon en overal is communistische propaganda te zien. Een ijzingwekkende slogan als ‘wij zuiveren ons apparaat van vijandige en wezensvreemde elementen’ is een ondubbelzinnig pleidooi voor gewelddadige onderdrukking van dissidenten. Ook in het Centraal Museum, waar Kisljakov werkt, waart het spook van de revolutie rond. Er komt een nieuwe directeur aan het roer, kameraad Poloechin, lid van de Komsomol en opgeklommen uit de arbeidersklasse. Met hem is ‘de straat binnengekomen’, tot grote ongerustheid van de intellectuelen die in het museum werken, want de proletarisering van het personeel is onherroepelijk:

Ik zie dat de intelligentsia hier de toon zet,’ ging Poloechin verder. ‘Haar rangen moeten een beetje worden gezuiverd. Ik zal haar dat vandaag onder ogen brengen en laten zien wie hier de baas is: het proletariaat of zij.

De oude tsaristische troep die wordt tentoongesteld, moet wijken voor maquettes van nieuwe fabrieken en andere stukken die het genie van de centrale planeconomie benadrukken. Personeelsleden die tegenpruttelen, verliezen hun baan, maar Kisljakov slaagt erin om in de gunst te komen bij zijn nieuwe baas. Is zijn enthousiasme voor de nieuwe klasseloze maatschappij oprecht? Of probeert Kisljakov gewoon zijn hachje te redden? We moeten het meestal tussen de regels lezen, maar zijn bekering tot de nieuwe staatsgodsdienst verloopt alleszins niet zonder slag of stoot:

wat als dit tijdperk alleen maar een tijdelijke en onjuiste episode in de geschiedenis was? En hij zich, door zijn van oudsher aangehouden lijn van algemeen menselijke waarheid te verlaten, met een verregaand naïef en mal enthousiasme ten volle overgaf aan iets wat louter een onjuiste episode was?

De profetische kritiek klinkt alleszins door in hilarische scènes waarmee Romanov de leefomstandigheden in de overbevolkte woningen onverbloemd schetst: ‘De flat van Ippolit Kisljakov huisvestte tien gezinnen die bij elkaar zevenentwintig personen telden.’ Deze overbevolking heeft vanzelfsprekend nogal onaangename effecten voor de bewoners: ‘De kapstok was leeg, omdat men bang was er kleding aan te hangen, uit vrees dat die werd gestolen. In het kleine gangetje voor de keuken was de plee die eeuwig was bezet. ’s Morgens bezet, ’s middags bezet en ’s avonds bezet.’ Saillant detail: de plee waarvan sprake, doet ook nog eens dienst als badkamer. Dergelijke lichtvoetige passages maken het boek verteerbaar.

Het samenleven in de flat zou misschien nog enigszins draaglijk zijn geweest als Kisljakov geen kamer hoefde te delen met zijn dominante vrouw Jelena Viktorovna, die zijn hele loon opeist en niet bepaald aantrekkelijk overkomt:

Bij al haar vadsigheid trok ze haar korset zo strak aan dat haar borsten tegen haar kin kwamen, terwijl haar armen ver van haar zij hingen en meer van de handvatten van een samowar weg hadden dan van de armen van een vrouw.

De relatie van het ongelukkig getrouwde stel wordt nog sterker op de proef gesteld wanneer Jelena Viktorovna een tijdje bij familie gaat logeren. Tijdens haar afwezigheid keert Kisljakovs vriend Arkadi terug naar Moskou, en met hem zijn adembenemende echtgenote Tamara, op wie Kisljakov hopeloos verliefd wordt. Maar ook die liefde is gedoemd: Tamara laat zowel Arkadi als Kisljakov vallen voor een Duitse regisseur die haar een filmrol voorspiegelt.

Als er al iets aan te merken valt op dit boek, is het wel dat een nawoord nuttig zou zijn geweest om de context te schetsen. Neem bijvoorbeeld volgend fragment:

De komst van elke extra gast betekende een catastrofe. Dan zou er een bord met stukjes eraf en een gele barst in het midden op tafel moeten komen, moesten de in dat soort gevallen vereiste verwijzingen naar de Sovjetwerkelijkheid worden gemaakt, waarin je niet alleen geen fatsoenlijk servies op tafel kon krijgen, maar binnenkort ook helemaal geen eten meer.

Romanov moet toch geweten hebben dat hij daar ernstige problemen mee zou krijgen?

Wat er ook van zij, een gebrek aan moed kan je deze schrijver niet verwijten. Romanov schreef op het scherpst van de snee en zette werkelijk zijn leven op het spel door bijvoorbeeld bij monde van Arkadi te verwoorden wat intellectuelen onder Stalin moesten doorstaan: ‘ik voel dat het afgelopen is met ons. De toekomst is aan een ander ras. Begrijp me goed: een ander ras… Want de arbeider, dat is een ander ras, een ras dat niets met ons gemeen heeft.’ Kameraad Kisljakov is een zeldzaam eerlijk boek over een tijd waarin leugenachtige propaganda de norm bepaalde.

Daan Pieters

Pantelejmon Romanov – Kameraad Kisljakov. Vertaald uit het Russisch door Arie van der Ent. Douane, Rotterdam. 312 blz. € 19,50.