Over Maurits Wagenvoorts geslachtsloze ziel

Wat nu terrorisme is, was rond 1900 anarchisme maar over anarchisme hoor je niemand meer. Over de roman De dro(o)mers van Maurits Wagenvoort (1859-1944) evenmin. De reden is waarschijnlijk zijn volstrekte (antiquarische) onvindbaarheid want deze in 1900 verschenen roman van Couperus’ goede vriend is bepaald ‘on-Hollands’ en kon het daardoor literair-historisch wel schudden. Couperus bewonderde De dromers zeer maar dat Wagenvoort in zijn voorwoord zich nadrukkelijk durfde te richten tot ‘de zeer-intelligenten’ was uiteraard veel te ‘elitair.’ Nu is dat geloof ik ongeveer het ergste wat je kan zijn, ‘elitair’, in meer vooruitstrevende literaire kringen rond 1900 was dat echter iets positiefs, tot de superieure geesten en dandies van de geest behoren.

Maar niet in Nederland: ‘Treed eens uit uw kringetje’ schreef Couperus eens aan stoofpotnaturalist Herman Robbers die dat advies braaf negeerde. Wagenvoort trad constant buiten kringetjes, stond net als Couperus buiten het benepen Hollandse literaire wereldje. Daardoor weet denkelijk niemand meer dat De dromers de eerste (en enige?) Nederlandse roman is geschreven vanuit het perspectief van, en sympathie voor, wat je nu een terrorist zou noemen. In de zich in Parijs afspelende roman wil de hoofdpersoon Hugo Vos, losjes gebaseerd op Alexander Cohen, een aanslag plegen op een in zijn ogen verderfelijk vorst. Wagenvoort geeft dit thema literair vorm op een manier die nauw aansluit bij zijn Franse decadenterige vakbroeders, waarover ik hier uitvoerig schreef. Niet uitvoerig schreef ik daar over een van de idealen van Vos. Als ik het goed begrijp wil de gemiddelde IS-aanslagpleger, evenals ik, vanuit deze verpeste wereld uiteindelijk tussen de maagden in het paradijs belanden. Vos en zijn filosofisch aangelegde kompanen menen ook dat de moderne wereld verpest is. Voor hen geen maagden maar zij hopen op een oerstaat waarin het mannelijke en het vrouwelijke nog niet bestond. Dat mannelijke en vrouwelijk waarvan zowel wetenschap als talloze amateurcultuurfilosofen as we speak steeds meer beginnen te twijfelen of die wel zo duidelijk van elkaar te scheiden zijn. Wagenvoorts dromers dromen van een terugkeer naar die staat, zoals die foodies van nu dromen van ‘het Oer’ waarin het ideale dieet nog probleemloos gevolgd werd. Dat de homoseksuele Wagenvoort hiermee voorzichtig, en heel dapper, een lans brak voor mannen en vrouwen die zich niet konden vinden in de bestaande gender-indelingen zette hem ook buitenspel:

O, deze eerste mens! De geleerden mogen zoeken naar de ontbrekende schakel, die het dierenrijk verbindt met de oermens, mijn gevoel zegt, dat zij bestaat en dat is mij genoeg. Maar een vraag komt in mij op, heeft in het Oer in het planten- en dierenrijk steeds de afscheiding bestaan tussen het mannelijke element en het vrouwelijke? Ik geloof het niet: deze tweevoudigheid strijdt tegen de eenheid van vorming, die ik overal waarneem. Het principe van planten, dieren, mensen, moet geweest zijn een dubbelwezen in een eenheid, zichzelf liefhebbende, zichzelf bevruchtende, zichzelf ontwikkelende. De eerste man, de eerste vrouw, hetzij plant of dier, zal een abnormaliteit geweest zijn, een abnormaliteit, die, omdat scheiding de natuurlijke tendentie is van het leven, allengs regel en noodzaak is geworden. Ik vermoed dit terwijl de ziel noch mannelijk, noch vrouwelijk is: zij is menselijk, zij is goddelijk, zij heeft geen geslacht. (Deel I, p. 89-90)

Sander Bink

(Afbeelding: Omslag door Cornelia van der Hart [collectie S.B.])